Februari

 Verblind door de laaghangende zon en zijn reflectie op het natte asfalt fiets ik vanaf de Jumbo terug naar huis. Ik moet mijn ogen dichtknijpen, maar blind fietsen vind ik iets te veel van een uitdaging. Ik houd mijn behandschoende rechterhand als een zonneklep tegen mijn voorhoofd. Alsof ik de eerstvolgende persoon die ik tegenkom zal gaan salueren. Een grote boodschappentas hangt aan het stuur van mijn opoefiets, gevuld met dagelijkse boodschappen, maar ook wc-papier, keukenpapier en snuitpapier. Ik ben een beetje snotterig en ik voel een verkoudheid aankomen. Ik rij door de Waterwijk en bij het Reggeplantsoen gaat het asfalt over in straatklinkers. Ik kan weer normaal om me heen kijken. Op het veldje spelen twee jongens van een jaar of acht. Ze rennen en glijden over een bevroren plas. Ik bedenk me dat ze wel mogen opschieten, want binnen een half uur glijden ze geheid door de modder. Een van de jongens draagt een rode, wollen muts. Boven op de muts prijkt een wollen balletje. Ik dacht dat dit soort mutsen niet meer in het hedendaags straatbeeld voorkwamen. Ik heb het dus mis. De andere jongen draagt alleen donkerblauwe oorwarmers op het hoofd. Ook zo ouderwets, denk ik.

‘Waarom doe je nou zo irritant?’, vraagt de jongen met de rode muts aan zijn vriend, of broer, ‘Waarom kan je niet gewoon naar me luisteren.’ Er heerst een moment van hiërarchie. Rangorde. De jongen met de oorwarmers heeft hier geen boodschap aan, geeft geen antwoord en duwt zijn vriend, of broer, heel hard, waardoor de jongen achterover valt en zijn rode muts glijdt van zijn hoofd. Door de val hoor ik een krakend geluid en ik doe de aanname dat het een dun laagje ijs moet zijn. Even verderop loopt een mevrouw, gekleed in een okergele jas en gelijkgekleurde muts met een Yorkshire terriër aan de lijn. De mevrouw loopt met een geheven rug haar pad. Een beetje statig. Of arrogant, net wat je wilt. Ikzelf denk het eerste. De terriër keft naar alles wat beweegt. Naar vogels, naar waaiende bladeren in de lucht, naar de voorbij lopende mensen en zelfs naar mij wanneer ik het dier voorbij fiets. Ik zou er helemaal gek van worden. Constant dat hoge geblaf aan je oren, maar de mevrouw loopt statig door en ze doet alsof ze niets hoort.

Dat lijkt me heerlijk: Lekker doen alsof je niets hoort. Dat je dan zonder enig probleem kan genieten van het allermooiste geluid wat er bestaat. Dat is stilte, vind ik. Stilte is een geluid dat in een stad als Almere niet voorkomt. Wanneer er geen trein voorbij raast of wanneer schoolkinderen op de fiets voor de verandering niet gillen, dan nog hoor je altijd het razen van de auto’s op de A6 iets verderop. Het geluid stilte komt in geen enkele stad voor, want stadsgeluiden heb je 24/7. Het is niet dat ik nu verhuisplannen heb, maar het zet me even tot nadenken. Ik fiets onder het spoor door, sla linksaf en in de verte zie ik mijn huis.

Auteur: Dray

'Af en toe schrijf ik een paar woorden tot zinnen.'

3 gedachten over “Februari”

  1. Eens een paar jaar terug waren wij op vakantie in een huisje bij een boerderij in Limburg boven op de Geulpenberg echt doodse stilte je hoorde echt niks 😕 ik heb 14 dagen slecht geslapen door de stilte raar he nee echt stil ik weet niet of ik daar nog aan kan wennen

    Geliked door 1 persoon

U mag reageren.