In een magische, parallelle wereld, bijna gelijk aan de onze leefde een jongeman, Echo genaamd. Echo was een mooie, maar bijzonder praatgrage jongen. Hij praatte zo graag dat hij vaak tot vervelens toe bleef praten. Zo ook op zijn werk, waar zijn baas buiten de kantooruren zijn vrouw bedroog met mooie jonge mannen. Op een dag was Hera, de vrouw van de baas, op zoek naar haar man, want ze had al enige tijd het vermoedde dat hij zich amuseerde met de jonge mannen. Echo hield haar echter aan de praat zodat de anderen konden ontsnappen.
Toen mevrouw Hera, een zus van één van de machtigste mannen in de stad, dit doorhad zorgde ze ervoor dat Echo hiervoor gestraft werd. Echo werd nog geen week later overvallen door voor hem onbekende mannen. Hierbij werden zijn stembanden beschadigd en sindsdien kon Echo nooit meer zelf een gesprek beginnen. Het lukte hem alleen nog maar de laatste gesproken woorden na te praten.
Daffodil was een knappe jongeman die leefde voor zijn werk als vertegenwoordiger in de bloembollensector. Hij had in zijn leven al heel wat harten sneller doen kloppen door zijn aantrekkelijk uiterlijk en zijn toegankelijk karakter. Zijn moeder had ooit van een waarzegster op de kermis de voorspelling gekregen dat Daffodil zou blijven leven als hij zijn evenbeeld niet kende. Daffodil wilde echter niets van liefde weten en wees iedereen af. Enkel zijn werk als vertegenwoordiger interesseerde hem.
Op een zonnige voorjaarsdag zag Echo de mooie Daffodil tijdens een bezoek aan de Keukenhof. Hij werd meteen verliefd en volgde hem waar hij ook ging. Echo wenste dat hij hem kon aanspreken zodat hij tegen hem zou praten, maar sinds de overval waarbij zijn stembanden werden beschadigd, kon hij dit niet. Echo wachtte tot Daffodil eerst zou spreken, want hij was er meer dan klaar voor om hem een antwoord te geven. In de namiddag werd Daffodil gescheiden van zijn vrienden en hij hoorde iets in zijn buurt. Hij vroeg ‘Is daar iemand?’ en Echo antwoordde met ‘Iemand?’. Daffodil keek in het rond maar zag niemand, waarop hij de stem vroeg om zich te vertonen. Echo antwoordde met dezelfde laatste woorden, waarop Daffodil vroeg waarom de stem hem negeerde. Echo herhaalde zijn vraag, waarop Daffodil voorstelde: “Laten we samenkomen!”. Wederom herhaalde Echo met heel zijn hart hetzelfde, naar hem toe rennend, klaar om hem in zijn armen te sluiten. Op dat moment trok Daffodil zich licht geschrokken terug, roepend dat hij van hem weg moest blijven.
Echo werd verscheurd door deze onbedoelde belediging. Daffodil verliet de Keukenhof en Echo trok zich in schaamte terug. Vanaf die dag leefde hij niet meer buiten. Geleidelijk aan vervaagde hij van verdriet tot zijn fysieke vorm verdween en enkel zijn stem nog overbleef. Met zijn stem is hij nog steeds klaar om op elk moment te antwoorden. Tijdens een wandeling in lege ruimtes of op brede vlaktes is Echo nooit veraf, altijd klaar om het laatste woord te geven.
Met Daffodil ging het uiteindelijk niet veel beter. Het voorval in de Keukenhof was niet de enige en eerste keer dat hij zo wreed een aanbidder wegjoeg. Anderen had hij net zo bruut verjaagd. Op een dag was er een lerares alchemie die hem tevergeefs probeerde te verleiden. In een gebed aan haar goden vroeg ze om Daffodil ook te laten voelen hoe het was om iemand lief te hebben die je liefde niet beantwoordt. Na het gebed viel haar oog op een oud boek in de boekenkast ‘De Sleutel van Salomo’. Ze leerde een formule uit haar hoofd waarmee Daffodil een onbeantwoorde liefde zou leren kennen.
Zo kwam de jonge vertegenwoordiger op een dag aan bij een vijver in een afgelegen stadspark, waarvan het water kristalhelder was, waar anderen nooit langskwamen, waar geen hond of ander dier zich vertoonde. Zelfs de bladeren en takken van de bomen durfden er niet in te vallen. Overal rondom groeide het gras mooier dan elders en de rotsen beschutten het tegen de felle zonnestralen. Moe besloot Daffodil om daar even tot rust te komen en zijn dorst te lessen met het water. Toen hij zich voorover boog zag hij zijn evenbeeld in het wateroppervlak weerspiegeld, maar hij dacht dat het een mooie geest was die in de vijver leefde.
Zo bleef hij daar zitten, in bewondering starend naar de heldere ogen, het krullend haar, de ronde kaken, de ivoren hals, licht gescheiden lippen, en de blakende gezondheid van deze verschijning. Hij werd verliefd op zichzelf. Hij bracht zijn lippen naar het water in een poging om de verschijning te kussen, hij stak zijn armen uit om het beeld te omhelzen. Zijn geliefde vluchtte weg, maar kwam weer terug toen het wateroppervlak kalm was en trok opnieuw zijn aandacht. Hij kon zichzelf er niet meer toe brengen om van het water weg te kijken, hij dacht niet meer aan eten en drinken, of aan rust, enkel aan de verschijning in het water. Hij probeerde ermee te spreken, maar kreeg geen antwoord. Daffodil begon te huilen maar zijn tranen verstoorden het beeld, waarop hij begon te schreeuwen en vroeg of de verschijning wilde stoppen met hem steeds te verlaten.
Zo ging het een hele tijd verder, en Daffodil takelde af. Hij verloor zijn kleur, zijn levenskracht en zijn schoonheid die eens zo betoverend was voor Echo. Deze bleef echter dicht bij hem en bleef zijn verdrietige kreten herhalen. Uiteindelijk kwijnde Daffodil helemaal weg en stierf. Nooit meer had iemand iets van hem vernomen. Het enige wat van hem overbleef was een bloem nabij de vijver in het stadspark. Een gele bloem, omringd door witte blaadjes, die nog steeds herinnert aan de daffodil. Een narcis.