Op kantoor hebben ze sinds vandaag op het herentoilet geurende matjes in de urinoirs geplaatst. Het is niet zo dat ze meteen in het zicht zijn geplaatst, je moet echt vlakbij de keramische bak staan om het te zien, maar de geur die deze matten afgeven laat je bij binnenkomst meteen weten dat er iets gaande is op het herentoilet. De geur is schreeuwend aanwezig, en overweldigend zoet. Er zullen mensen zijn die het lekker vinden ruiken, ik ervaar het als afschuwelijk. Het doet me denken aan rottend fruit in een snoepwinkel. Terwijl ik de blaas leeg en probeer om zo min mogelijk van de zoete aanwezigheid via mijn neus naar binnen te krijgen, moet ik denken aan andere opvallende toiletgebeurtenissen uit het verleden.
Het zal meer dan vijftien jaar geleden zijn dat er op het herentoilet van een vorige werkgever een collega het als hobby ervaarde om de spiegels op de toiletten met vloeibaar zeep in te smeren en hierop papieren handdoekjes te duwen. Het resultaat was een net niet kunstzinnig gebeuren van zwevende papierproppen op de toiletspiegels. Wat ik toen vooral vreemd vond, was het feit dat degene die dit tafereel bijna wekelijks creëerde, een bekende moest zijn. Een collega die ik waarschijnlijk dagelijks begroette, zonder kennis van zijn afwijkende gedrag. Het mysterie is nooit opgelost. In ieder geval niet in de periode dat ik bij de werkgever werkzaam ben geweest.
Een andere herinnering die zich op het herentoilet aanmeldt heeft geen betrekking op een eerder of ander toiletbezoek bij een werkgever, maar betreft een mopje die ik ooit als pre-tiener hoorde en welke ik als jong jochie hilarisch vond. De grap stond in een tijdschrift, in een artikel over ‘Uitspraken Die Je Beter Niet Kunt Doen Op Een Openbaar Toilet’. Eén tip daarvan was om de man naast je, bij de urinoirs, nooit te complimenteren met zijn mooie horloge. Dat ik de grap toendertijd ook begreep vond ik toen misschien nog wel het leukste van alles.
