Pols

Ik dacht altijd dat ik mezelf het beste kende. Ik weet wanneer ik moe ben, wanneer ik honger heb en wanneer ik beter op de bank kan blijven liggen. Dat dacht ik tenminste. Maar mijn Apple Watch weet het beter. Dat horloge kent me inmiddels intiemer dan ik mezelf ooit heb gekend.

Ze weet wanneer ik te lang zit, wanneer mijn hartslag stijgt, wanneer ik onrustig slaap. Ze weet zelfs wat ik ontken: dat ik te weinig beweeg. En ze zegt het zonder omhaal. Deze maand, meldt ze, moet ik minimaal veertien dagen meer dan vijfennegentig minuten bewegen. Niet wandelen, niet lummelen. Bewegen.
En ik gehoorzaam.
Bijna slaafs.

In de vroege ochtends, nog voor de koffie, kijk ik naar mijn pols. Drie ringen, drie opdrachten. De rode voor calorieën, de groene voor het aantal minuten activiteit, de blauwe voor staan. Samen vormen ze een vriendelijk soort dwangbuis. Als de groene ring nog open is, voel ik me schuldig, alsof ik iemand teleurstel. Niet mezelf, maar háár.

Soms loop ik laat op de avond nog een rondje door de straat. De buren denken vast dat ik slapeloos ben, maar nee: mijn horloge heeft me op pad gestuurd. “Nog twaalf minuten,” zegt ze, met dat onverbiddelijke geduld van technologie. En daar ga ik dan, ploeterend door de regen, in de hoop dat de ring eindelijk sluit.

Het is wonderlijk hoe iets van aluminium en glas je zo kan sturen. Ze prijst, ze tikt, ze trilt — een klein, digitaal geweten om mijn pols. En eerlijk gezegd: ik luister liever naar haar dan naar mezelf.
Want ik dacht dat ik mezelf kende.
Maar zij kent me beter.

U mag reageren.