Halverwege dit jaar was ik om. Ik zei thuis: ‘Vanaf nu eet ik geen dieren meer.’ Ik liep al langer met het idee om vegetariër te worden. Ik vind dieren veel leuker (en aardiger) dan mensen. Daarbij vraag ik me af wat het verschil tussen rundvlees en bijvoorbeeld hondenvlees is. De ethiek heeft ons geleerd om bepaalde dieren wel te eten, en andere dieren niet. Het is dierenracisme.
Het leven als vegetariër bevalt me prima. Ik voel me gelukkiger zonder het eten van dieren. Er zijn mensen die dat niet begrijpen en zijn soms bang dat ik ze wil overhalen om ook geen dieren meer te eten, maar het is voor mij geen religie. Ik wil niet overtuigen om geen dieren meer te eten. Ondanks die mededeling schieten mensen toch in de verdediging of erger, in de aanval.
Het is maar net waar je boos om kunt worden. Mensen raken geïrriteerd wanneer anderen geen vlees eten, maar wel bijvoorbeeld vleesvervangers. Ik ben niet gestopt met het eten van dieren omdat ik ineens geen vlees meer lust. Ik verlang soms naar een rookworst of een gehaktbal, maar gelukkig heb je tegenwoordig prima alternatieven in de schappen van de supermarkt liggen. De omnivoor waarmee ik ben getrouwd eet af en toe graag plantaardig vlees mee.
Vleeseters en vegetariërs kunnen dus prima samenleven, ondanks dat het soms niet zo lijkt. Enkelen zijn de mening toebedeeld dat wanneer je geen dieren eet, je ook geen dierenhuid aan de voeten mag dragen. Het nuttigen van zuivelproducten en eieren mag ook niet. Toen ik afgelopen zomer besloot geen dieren meer te eten, heb ik geen memo met (spel)regels voor vegetariërs ontvangen.
Ik doe wat in mijn beleving het beste is. Daarmee ben ik niet beter dan een ander. Doe wat je zelf graag wilt. Dat gemeld te hebben, deel ik graag de uitspraak van Ronald Leopold die vanmorgen in een Amsterdamse krant werd geplaatst. ‘Mensen zijn te veel bezig met hun eigen mening en willen die met windkracht 10 de wereld in blazen, maar we mogen wel wat meer oog hebben voor elkaar.’