Luchtpost

Het vliegtuig gromt zachtjes, als een log beest dat zich in beweging heeft gezet. Ik zit erin, onderweg naar Griekenland. Buiten schuiven wolken voorbij, alsof iemand een dekbed uitklopt. Het opstijgen blijft wat het altijd was: een ruk in de buik, een lichte dreun en plotseling de gewaarwording dat de aarde kleiner wordt. Daarin is niets veranderd. Maar alles eromheen wél.

Vroeger begon het vliegen al bij de balie, waar je met je ticket, een stevig stuk papier, half zo groot als een brief, langzaam naar voren in de rij schuifelde. Er werd gestempeld, geknikt en gewezen. Je had een stoel toegewezen gekregen door een nors gezicht achter de balie. En als je geluk had, dan zat je bij het raam.

Nu is dat allemaal anders. Op mijn telefoon huist mijn hele reis. Eén tik met mijn duim en ik wandel langs poorten die openzwaaien alsof ik een oude bekende ben. Mijn stoel heb ik dagen geleden zelf gekozen, met de achteloosheid van iemand die een vakje aanvinkt. En toch, als ik eenmaal zit, voel ik dezelfde spanning als altijd: de reis is begonnen.

Wat mij treft, is hoe weinig dit alles afdoet aan het oude gevoel. Je ziet medepassagiers glimlachen om dezelfde reden als jij. Vakantie. Op weg naar een eiland waar de zon gul schijnt, waar de dagen loom zijn en de avonden warm.

We reizen sneller, eenvoudiger, met minder papier in de zak. Maar dat gezamenlijke, bijna kinderlijke geluk van onderweg zijn, dat is onveranderd. Het hangt in de cabine, tussen de trolleys en de bagagevakken, net zo tastbaar als vroeger en ik verwonder me aangenaam. Want hoog boven Europa merk ik dat techniek veel verandert, maar niet dat éne: de vreugde van het begin van de vakantie.

U mag reageren.