Gadget

Er zijn mensen die op zondagochtend hun geluk vinden in een versgebakken broodje of die op iedere doordeweekse dag blij worden van de geur van verse koffie. Ik daarentegen vond vorige week mijn geluk in een doosje van karton. Zo’n doosje waar, na behoedzaam openen, een glimmend nieuw speeltje uit tevoorschijn komt: de iPhone 17 Pro.

Hij lag daar, als een brok toekomst in mijn hand. De randen strak, het scherm nog helderder dan mijn raam na de glazenwasser, en een camera die zelfs de poriën van mijn appel kan vastleggen. “ProMotion, ProCamera, ProBattery,” roept Apple me toe. En ik knik, als een kind dat op een tractatie wacht.

En eerlijk is eerlijk: wat een wonderlijk apparaat. Met een vingerveeg ga ik door driedimensionale kaarten alsof ik een drone ben. Video’s schiet ik in een kwaliteit die mijn oude vakantiefilmpjes tot stomme slapstick degradeert. Zelfs mijn hardlooprondje wordt een soort wetenschappelijke expeditie: hartslag, tempo, zuurstofsaturatie – alles wordt met vriendelijke precisie vastgelegd.

Toch bekruipt me soms een lichte gêne. Want ik weet best: niemand heeft een gadget nodig om adem te halen, om te lachen of om iemand lief te hebben. Een brood vult, water lest en liefde verwarmt. Geen enkel toestel, hoe Pro ook, kan dat vervangen.

Maar ach, gadgets zijn als bloemen in een vaas. Je kunt zonder, maar mét wordt de kamer mooier. En dus blader ik verder door mijn digitale wereld. Ik weet dat ik niet rijker ben dan gisteren, maar wel een tikje vrolijker. En misschien is dat, in deze roerige tijden, toch een primaire levensbehoefte geworden.

U mag reageren.