Hilda

Ze heette Hilda. Een naam met iets degelijks, alsof ze geboren was om op tijd te komen, haar haar in de plooi, haar werk op orde. En dat deed ze ook, elke dag weer. Op kantoor kon je de klok op haar gelijkzetten. Hilda was iemand die de wereld bij elkaar hield met routine en thee.
Maar op een dag kwam ze te laat. Eerst even, en toen wat vaker. Ze glimlachte zonder reden en leek soms ergens anders te zijn. Alsof ze iets bij zich droeg wat niet in haar tas hoorde.
Later fluisterde men dat ze verliefd was geworden. Niet op een man die paste bij haar nette mantelpak, maar op iemand die haar liet vergeten dat ze altijd keurig moest zijn. Ze lachte zachter, kocht een nieuwe jurk, en droeg een geur die niet uit gewoonte was gekozen.

Tot het misging, zoals zulke dingen vaak misgaan. De man verdween, en met hem de kleur in haar dagen. Op kantoor merkte men dat ze stiller werd, voorzichtiger, alsof ze niet wist waar ze nog thuishoorde.
Op een avond zette ze thee. Gewoon, zoals altijd. Alleen de stilte die erop volgde, was anders — een stilte die bleef.
De volgende ochtend stond haar kopje er nog. Men sprak er zacht over, met een soort schroom die hoort bij mensen die te laat hebben gezien dat iemand pijn had.
En iemand zei: “Ze was altijd zo ordelijk.”
Ja, dacht ik toen. Tot aan het eind toe.

Naar het nummer ‘Hilda’ van Rob de Nijs.

U mag reageren.