Getal

Leeftijd is een getal. Het is een cliché-uitspraak, maar wanneer het getal boven de vijftig is gekomen, dan vind ik het toch meer dan alleen maar een cijfer. Natuurlijk voel ik me jong, maar ik bén echt wel ouder dan mijn eigen gedachten me doen geloven. Mijn lichaam houdt me de laatste tijd wat vaker een spiegel voor. Blessures komen sneller, en vooral ook; ze blijven langer. Een pijntje, een stijve knie, spierpijn die zich gedraagt alsof het recht heeft op een week vakantie, en dat terwijl ik alweer klaarsta voor een volgende ronde.

Ook merk ik dat ik sneller moe ben dan vroeger. Waar ik voorheen ’s avonds nog energie over had om van alles te doen, ben ik nu blij als ik gewoon even kan zitten met m’n benen omhoog. Is dat erg? Nee. Wel vind ik het confronterend.

Toch geef ik niet op. Ik blijf hardlopen. Want juist dat geeft me het gevoel dat ik nog steeds meedoe, dat ik leef, beweeg en volhoud. Rust roest is mijn levensmotto geworden. Als ik stil blijf staan, voel ik me pas echt oud.

Hardlopen is mijn uitlaatklep, mijn manier om de tijd te laten weten dat ik nog niet uitgerangeerd ben. En zolang mijn benen het blijven doen, al gaat dat piepend en krakend, blijf ik doorgaan. Want ouder worden mag dan onvermijdelijk zijn, opgeven vind ik dat allerminst.

Bijnadoodervaring

Vannacht had ik een droom die ik ervaar als een schaduw op deze zonovergoten dag. In mijn droom bevond ik me in een bos, die ik zowel nostalgisch als onheilspellend vond. Ik was er niet alleen. Samen met vier andere oud-collega’s, die ik, nu ik wakker ben, niet meer kan herinneren.

Wat ik verontrustend vond, was dat er iemand dood moest. Niet vanwege een dreiging of straf, maar als een vanzelfsprekend gegeven. Het hoorde erbij, alsof het een taak was die simpelweg uitgevoerd moest worden. Niemand stelde de noodzaak ervan in twijfel.

Nadat iemand eerst was doodgegaan hoorde mezelf zeggen: ‘Dan ga ik nu wel’. Er was iets kalms in mijn stem, alsof ik mijn lot aanvaardde. De anderen knikten, zonder drama. Vervolgens kwam iemand naar me toe met een dikke, kleverige substantie – zwart, stroperig – die ze door middel van een pvc-buis via mijn mond naar binnen wilde brengen.

En juist op dat moment gebeurde het: de droom brak open. Terwijl ik de substantie voelde naderen, besefte ik ineens: maar dit is wel erg definitief. Er ging een schok door me heen, alsof mijn onderbewustzijn zich verweerde tegen de onomkeerbaarheid van de dood. Ik schrok wakker, mijn hart bonsde in mijn borst.

Ik liep naar de badkamer, deed het licht aan en keek even in de spiegel. Wat een opluchting: ik leef. In een moment van dramatisch denken, dacht ik even: De dood heeft me even aangeraakt, maar niet meegenomen. 

Repelsteeltje

Ach, wie had dat ooit gedacht? Repelsteeltje, de naam die menig koningsdochter deed beven, schrijvend aan een blog! Geen ganzenveer meer, geen perkament, maar een glimmend doosje dat oplicht wanneer je het aanraakt. Een wonder, dat laptop heet. En ik moet zeggen: ik vermaak me hier kostelijk in 2025.

Toen ik mijn paddenstoelhuisje verliet om de grenzen van Sprookjesland te verkennen, had ik nooit kunnen dromen dat ik in een wereld zou belanden waar koetsen zonder paarden razendsnel over zwarte gladgestreken wegen zoeven en mensen praten tegen doosjes die antwoorden geven! Siri, Alexa… ik zou haast jaloers worden.

Wat me nog het meest verbaast? Niemand kent mij! Vroeger werd er nog beverig gezucht en gefluisterd als mijn naam viel. ‘Repelsteeltje’, fluisterden ze, met ontzag of angst. Maar nu? De mensen denken dat ik een soort fantasiefiguur ben uit een oud kinderboek. Sommigen noemen mij zelfs schattig! Schattig!

Maar ik heb geleerd; wie zich aanpast, leeft het langst. Ik heb een TikTok-account geopend, waar ik filmpjes plaats van mijn magische trucs en recepten met ingrediënten uit het bos. Eikeltjespesto is hier een hit. En Instagram? Daar deel ik foto’s van mijn sprookjesachtige outfits. Mijn puntmutsje maakt een heuse comeback.

Wat mij verwondert is hoe weinig mensen nog in magie geloven. Alles moet verklaard worden, alles moet snel. Maar ik, Repelsteeltje, weet dat het wonder in het onverwachte schuilt. Een glimlach van een voorbijganger, het flonkeren van ochtenddauw, een onbekend kind dat stilletjes mijn naam fluistert; dat is ware toverkracht.

Dus hier zit ik, in een koffietentje waar ik een oat milk flat white drink (vraag me niet wat erin zit, maar het smaakt naar een sprookje), en ik zeg u: de wereld van 2025 is misschien gekker dan die van ons, maar minstens even magisch.

Theorieën

Ik vind mezelf niet echt naïef. Ik vertrouw niet blind op alles wat de zogenaamde autoriteiten zeggen, integendeel. Ik zeg altijd: ‘Ik wil weten, en niet geloven.’

Wat me de laatste jaren steeds vaker opvalt, is hoe mensen hun hele leven lijken te laten leiden door complottheorieën. En ik bedoel niet een beetje kritisch zijn over beleid of commercie. Nee, ik bedoel een fundamenteel wantrouwen tegen álles: zonnebrand is giftig, vaccins zijn gevaarlijk, kraanwater zit vol ‘mind control’, en zelfs tandenborstels zouden ons brein beïnvloeden.

Het is alsof de wereld voor sommigen veranderd is in een permanente vijand. Alles is verdacht. Alles is gif. Alles is opzettelijk. Dat vind vind ik ergens tragisch, want in plaats van het leven te ervaren, gaan ze het bevechten. Elk product wordt een gevaar, elke overheid is een vijand, en elke arts is een marionet. Terwijl we in een tijd leven waarin we juist zóveel weten, zóveel kunnen beschermen, en waarin wetenschappelijk onderzoek ons vooruit helpt. Mits we het willen begrijpen.

Begrijp me niet verkeerd, mensen mogen vinden wat ze willen. Wil je alles zelf maken, geen zonnebrand gebruiken en elk vaccin weigeren? Ga je gang. Maar het wordt wrang als dat wantrouwen een missie wordt, en anderen onder druk worden gezet om hetzelfde te doen. Alsof twijfel een religie wordt die bekeerd moet worden.

Iedereen moet doen waar hij zich goed bij voelt, maar laten we elkaar vooral vrij laten in dat gevoel. Vrijheid betekent ook dat je elkaar niet dwingt om mee te gaan in de eigen overtuiging.

Agenda

Er zijn weinig dingen waar ik me enorm aan kan ergeren, als wanneer anderen mijn persoonlijke tijd gaan invullen. Dat ze mijn agenda denken te moeten invullen. Het lijkt een klein ding, maar voor mij raakt het aan iets veel groters: grenzen, ruimte en respect. Mijn tijd is kostbaar. Niet omdat ik een drukbezet persoon ben met eindeloze vergaderingen of een overvolle sociale kalender, maar omdat ikzelf wil bepalen waar ik mijn tijd aan besteed.

Toch gebeurt het regelmatig: iemand plant een afspraak in zonder overleg, doet een ‘aardig’ voorstel met de verwachting dat ik me hierop aanpas, of ze gaan ervan uit dat ik wel beschikbaar ben. Alsof mijn tijd per definitie flexibel is zolang het in hun schema past. Wanneer ik aangeef dat het me niet uitkomt, volgt er vaak een verbaasde reactie, of erger; verontwaardiging.

Wat me nog het meest frustreert, is de onderliggende boodschap die ik ervaar; mijn grenzen worden niet serieus genomen. Dat de planning van anderen eenrichtingsverkeer mag zijn. Alsof ik altijd maar moet inschikken.

Tijd is meer dan een afspraak. Het is mijn ruimte om te leven. Ik heb geleerd steeds duidelijker mijn grenzen aan te geven. Niet uit koppigheid, maar uit zelfrespect. Dat zorgt weleens voor frictie, maar liever wat wrijving dan mijn tijd kwijtraken dat door anderen wordt ingedeeld.

Terug

Het gebeurt altijd onverwacht. Je zit in de auto of je loopt door de supermarkt en ineens klinkt dat bijzonder liedje. Een melodie die je jaren niet hebt gehoord, en in een fractie van een seconde ben je daar weer; op dat feestje; in die slaapkamer, met die persoon. Alsof je door een scheur in de tijd valt.

Nostalgie is wonderlijk. Het is geen gewone herinnering. Het is zintuiglijk en lijfelijk. Je voelt het in je buik, in je borst. Je ruikt de lucht van toen, hoort de stemmen weer. Te vaak doet het ook een beetje pijn.

Er zijn liedjes die voor mij als tijdmachines werken. Niet omdat ze muzikaal zo bijzonder zijn, maar omdat ze onlosmakelijk verbonden zijn met een periode uit mijn leven. Een zomer waarin verantwoordelijkheid een onbekend iets was, een avond waarop ik voor het eerst écht liefdesverdriet voelde, of de kindertijd waarin de wereld nog klein was en alles was zo makkelijk te begrijpen.

Wanneer zo’n lied speelt, komt het allemaal terug. Niet als een film, maar als een gevoel. Het is alsof je je jongere zelf even weer kunt aanraken. Alsof je mag kijken naar wie je toen was; hoopvol, onzeker, vol dromen. Dit kan prachtig zijn, maar ook schrijnend.

Nostalgie raakt wat voorbij is. Een tijd die niet meer terugkomt, en personen die veranderd zijn of er niet meer zijn. Een versie van jezelf die je misschien kwijt bent geraakt, en dat besef kan je overvallen met een soort zachte rouw. Niet rauw en heftig, maar dof en melancholisch. Zoals hartenpijn die je niet helemaal kunt plaatsen.

Toch zoek ik het soms ook bewust op. Dan speel ik die oude playlist af of blader door oude fotoboeken. Mensen houden van de bitterzoete smaak. Misschien omdat het ons laat voelen dat wat voorbij is, écht heeft bestaan. Dat we intens hebben geleefd, ook al was dat niet altijd makkelijk.

Ik denk dat nostalgie iets kostbaars is. Het is geen zwakte om terug te verlangen, of even stil te staan bij wat was. Het is juist een teken van verbondenheid. Met anderen. Met jezelf. Met de tijd.

In 150 Woorden

We zijn inmiddels een paar weken verder sinds mijn laatste blogbericht. Er zijn inmiddels wat dingen gebeurd sinds ik met de cursus Theologie ben begonnen. Zo zijn we in het eerste weekend van deze maand met familie naar Le Touquet in Frankrijk gereisd, om daar met zijn allen ons vijfentwintig jarig huwelijk te vieren. In enkele woorden: We hebben genoten.

Iets minder werd het in de week na de vakantie in Frankrijk. Mijn kies speelde op. Dagen heb ik pijnstillers geslikt tot ik na Moederdag ook ’s nachts wakker werd van de pijn. Toen heb ik een afspraak bij de tandarts gemaakt met als resultaat, het trekken van een kies. Dit allemaal in de week van het Eurovisie Songfestival. C’est la vie!
Het tandartsbezoek is ruim een week geleden en het gemis van mijn kies begint te wennen. Hoe fijn, ik heb gelukkig geen pijn meer. Het leven gaat verder.

Goddelijk

Het is er dan toch eens van gekomen. Ik ben begonnen aan een cursus Theologie. Het onderwerp heeft me altijd geïntrigeerd, en meer dan eens heb ik op het punt gestaan om een cursus als deze te gaan volgen. Waarom ik dit voorheen niet heb doorgezet kan ik me niet goed herinneren. Wellicht wilde ik er niet al te veel tijd en geld aan besteden. Het gegeven dat ik al jarenlang atheïst ben, zal er ook mee te maken hebben gehad. Maar omdat je ergens niet in gelooft wil dat niet zeggen dat het ook onzin is. Religie is verweven in onze maatschappij. Al sinds de mens rechtop loopt zijn er rituelen geweest betreffende een hiernamaals en worden diverse goden vereerd.

Pasen

Aankomend weekend is het Pasen. Het zal dan mijn negenenvijftigste Paasfeest zijn. Niet dat ik er de eerste jaren bewust van was, maar je kan wel zeggen dat ik een paas-ervaringsdeskundige ben. Hoewel dat eigenlijk ook niet helemaal opgaat, want ik ben niet christelijk opgevoed, dus het religieuze paasfeest heb ik nooit gevierd zoals het volgens de overlevering ‘hoort te zijn’, waarbij door de christenen de wederopstanding van Jezus Christus wordt gevierd. Wij deden dat vroeger thuis een beetje aangepast en anders.

Vroeger was er wel één ding wat bijna religieus was; met Pasen liep je er op je ‘paasbest’ bij. Nieuwe kleren waren er voor de feestdagen aangeschaft en op paaszondag mochten ze voor het eerst gedragen worden. De nieuwe kledingcollectie klaar voor de Paasdagen, en de komende maanden. Niet omdat er een kerkbezoek op de agenda stond, maar mijn moeder zal gedacht hebben dat we met de nieuwe broek en overhemd klaar waren voor de komende (zomer)maanden. Een ander steevast nummer was natuurlijk het paasontbijt, inclusief de door de kinderen geschilderde paaseieren en de onvergetelijke paasstol.

Ik kan me ook herinneren dat we ooit ook een keer in het bos van Den Helder (De Donkere Duinen) zijn gaan eieren zoeken. In mijn kinderherinneringen was dit één groot feest met om de paar meter een paar chocolade eieren voor het rapen, waarbij we soms ook een groot chocolade paashaas aantroffen. Eén groot Paasfeest! Later heb ik wel begrepen dat mijn kinderlijke herinnering niet helemaal realistisch was, want mijn ouders zullen noot zo veel eieren mee hebben meegenomen naar het bos bij de duinen van Den Helder. Maar ook valse herinnering zijn fijn om aan te denken.

Spotten

Eindelijk komt de trein het perron in Duivendrecht inrijden. Ik ben deze middag al van hot naar her gerend. Bijna letterlijk wanneer ik ook de wetenschap heb waar hot en her liggen, maar van metrostation Bullewijk, waar ik net de metro heb gemist, ben ik hardlopend doorgegaan naar het Busplein bij station Bijlmer Arena, waar ook hier net de bus aan mij voorbijreed. Een snelle check in mijn openbaarvervoer-app gaf me nog een mogelijkheid om de trein van dit station naar Duivendrecht te nemen. Deze trein kwam net aanrijden toen ik perron 3 opliep. Half hijgend en zwaar bezweet nam ik plaats in de Sprinter naar Duivendrecht. Hier kom ik dan ruim op tijd aan op dit station, en zoals al eerder vermeld: Eindelijk komt die trein het perron inrijden.

Het is druk. Op het perron, en in de trein. Alsof iedereen in de randstad een eerdere metro of bus heeft gemist en ook net van plan is om precies deze trein richting Leeuwarden te nemen. Het is een beetje dringen bij het instappen, maar als ervaringsdeskundige treinreiziger weet ik waar de trein meestal, maar ook niet altijd, op dit station stopt en ik kan dan toch nog een zitplaats bemachtigen. Ik vraag aan een meneer of ik op het plekje van zijn rugzak mag zitten en hij tilt de rugzak van zitplaats naar zijn schoot. De man naast me geeft aan dat het wel heel erg druk is in de trein. Zo, net voor de spits. Ik knik vriendelijk en bevestigend.

De man naast mij geeft aan dat hij nog geen vijfenveertig minuten geleden op Schiphol was geland, nadat hij vanmorgen om zes uur vanuit Athene vertrok. Ik geef korte beleefdheidsantwoorden. Ik heb niet zo’n zin in een gesprek. In tegenstelling tot deze meneer. Hij is maar voor enkele dagen in Griekenland geweest. Drie dagen geleden was hij met vrienden naar Athene gevlogen om daar na een busrit van zes uur op plaats van bestemming aan te komen. Een militaire vliegbasis, waar hij en zijn vrienden vliegtuigen vanaf een hoge berg heeft gespot. Ik laat een vriendelijke bewondering blijken voor het gegeven dat je voor het spotten van vliegtuigen een paar dagen onderweg bent, en daarnaast heel veel kilometers.

De rest van de treinreis naar huis wordt ik geïntroduceerd in de wereld van vliegtuigspotters. Eerlijk is eerlijk; ik krijg inderdaad mooie foto’s en filmpjes van straaljagers en andere gevechtsvliegtuigen te zien. De man is enthousiast en zo spreekt hij ook over zijn hobby. In no time schiet deze reis naar Almere voorbij. Het is alsof ik vanuit Duivendrecht met een straaljager ben vertrokken, in plaats van een overvolle trein van de Nederlandse Spoorwegen.

Wachten

Wachten is voor mij geen uitdaging. Wanneer er een leuke, bijzondere dag in de nabije toekomst op de agenda staat, kan ik daar met gemak op wachten. Ook wanneer mij wordt verteld dat men een heel leuk cadeautje, of een verrassing, voor me heeft, dan ben ik niet de persoon die constant vraagt wat dan toch die surprise kan zijn. Ik heb geduld en ik denk dat het moment toch wel zal aanbreken.

Wachten is voor mij een uitdaging. Het zijn de momenten waarvan ik weet dat het wachten niet mijn dagelijkse blijheid verhoogt. Dat is zeker het geval wanneer de NS druk is met werkzaamheden aan het spoor. Op momenten als deze kan ik niet meer relativerend denken en ben ik er dan ook van overtuigd dat de NS alleen maar minkukels als spoorwegmonteurs in dienst heeft, want hoeveel kilometers spoor moeten er door Nederland liggen om -bijna, iedere dag bezig te zijn met reparatiewerkzaamheden?

Wanneer ik dan weer eens (wekelijks) op het perron sta te wachten op de trein die ook dit keer steeds later lijkt te komen, vraag ik me af waarom ik op deze momenten niet het relativeringsvermogen heb dat ik anders wel heb. Het moment van aankomst zal ook dit keer moeten aanbreken. Komt het welllicht door de afwezigheid van voorpret die er anders wel is?

Katwijk aan Zee

Het is goed vertoeven op het strand van Katwijk aan Zee. Ik lig er op een strandbedje in het zonnetje te genieten. Gezien de tijd van het jaar -het is nog maar maart, lig ik er in een spijkerbroek en een warme trui aan. We logeren voor een lang weekend is een strandhuisje, vlak onder de duinen. Het is iets wat we al een tijdje op het oog hadden, en dit keer hebben we besloten het gewoon eens te doen. Een lang weekend logeren op het strand.

De zon schijnt op mijn gezicht en ik sluimer een beetje weg. Af en toe wordt ik uit het sluimeren getrokken door de aanwezig wandelaars en andere badgasten die dit weekend ook een huisje hebben geboekt. Links naast ons zit een Duits stelletje van ergens achterin de dertig. Ze zijn samen naar de Nederlandse kust gereisd, om hier vervolgens alles apart te doen. Zit hij binnen, dan ligt zij buiten op het strand. En andersom. Het enige constante is de hond die ongeacht het baasje buiten op het strand blijft liggen.  

Recht van ons zitten drie dames aan de picknicktafel die bij het huisje hoort. Ze doen jong, alsof ze een team van Charlie’s Angels zijn, maar ze praten als een stelletje oude wijven. En dat zijn ze eigenlijk ook. Ze praten constant. Aan één stuk door. Over totaal onbelangrijke zaken; hoe je de lekkerste caesar salade maakt, of in ieder geval de dressing hiervoor of over de partner van een collega van één van deze dames, die niet bekend kan zijn bij de andere dames. Heel vermoeiend.

Zei ik in de auto, onderweg naar Katwijk aan Zee, nog dat ik niet zo goed ben in het onthouden van songteksten. Ik luister er nooit naar. Voor mij blijft het ruis. Een refrein lukt me nog om correct mee te zingen, maar de rest… Dit heb ik helemaal met Nederlandstalige liedjes. Niet één song van BLOF of Marco Borsato kan ik meezingen. Soms hobbel ik er wat achteraan door het laatste woord uit een zin half mee te zingen.

Het is dan ook een raadsel en irritant dat ik me, in tegenstelling tot gezongen teksten, niet kan afsluiten voor onzingesprekken die binnen gehoorafstand worden gevoerd. Zelfs met muzikale dopjes in mijn oren blijf ik ongevraagd op de hoogte van de relationele problemen van mensen die niemand, aanwezig op het strand van Katwijk aan Zee, kent.

Tijdreizen

Van de week stond ik in de rij bij de kassa van de supermarkt, want ondanks dat ik het zelf-scannen heel snel en makkelijk ervaar, wil ik niet iedere tweede keer dat ik boodschappen doe, gecheckt worden of ik wel alle artikelen heb gescand. In mijn beleving een hoogst irritante, maar begrijpelijke, actie van de buurtsuper. Heb je net al je boodschappen op grootte en gewicht in je shopping bag gestopt, krijg je een melding met uitroepteken op het scherm en komt zo’n overijverige supermarktmedewerker alles weer overhoop halen om te checken of je wel alles gescand hebt. Deze supermarktrazzia’s verpesten mijn winkelplezier. Dat is een van de redenen dat ik van de week dus in de rij stond te wachten.

Voor mij stond een oudere dame. Een generatie ouder dan ik. Ze droeg een parfum die me meteen naar vroeger bracht, het jaar 1973. Het luchtje dat ze droeg was hetzelfde als mijn lerares die ik in de eerste klas (groep drie) had; juffrouw Kapitein. Ik blijf het grappig vinden. Geuren zijn voor mij de enige tijdmachines die je naar een plek of periode terug in de tijd kunnen brengen.    Het is ook wanneer ik bakje versgebakken patat ruik op een warme zomerdag. Het is dan dat ik meteen terug ben in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In het buitenbad van Den Helder, tijdens een hittegolf. Ik zie mezelf niet, maar ik ben daar in badkleding lopend over het grasveldje op zoek naar mijn strandlaken.

Het is vermakelijk dat alleen een frituurlucht op een warme dag mij zo ver terugbrengt. Ik vind het minder vermakelijk met de geur van nat zand op een vroege ochtend. Deze weeïge geur brengt me zonder pardon terug naar een van mijn eerste vakantiebaantjes bij de bollenboer. Deze onaangename geur is minder favoriet bij mij. Het enige voordeel wat ik kan bedenken, is dat na deze eerste vakantiebaantjes het hierna alleen maar betere (bij)banen zijn geworden.

Busrit

Ik loop het Bijlmerplein op, bij station Bijlmer Arena, om daar bij de bushalte op lijn 330 te wachten die mij over een paar minuten naar Almere zal brengen. Het wachten duurt niet lang. Wanneer ik, zoals twintig jaar geleden, een roker was, had ik niet eens de tijd om een sigaretje te roken, want de bus rijdt gewoon op tijd. De halve peuken bij de bushalte op de grond zijn hiervan het bewijs.

Vaak sta ik op de juiste plek voor de bus te wachten en stap ik dan ook meestal niet later als de vijfde passagier de bus in. Dit betekent dat ik dan ook vaak op een vaste plek zit. Vlakbij de achteruitgang, met extra beenruimte. Mensen zijn gewoontedieren en ik ben geen uitzondering. 

Reizen met de bus vind ik wel relaxt. Geen stress zoals bij het treinreizen. Paniek om een trein die niet op tijd is, of dat deze dan te overvol is met medereizigers. Ik weet het; met de bus doe je bijna iedere bushalte aan, maar in een Sprinter heb je dat zeker. Laat mij maar op momenten wanneer ik naar huis moet, relaxt in de bus zitten. Ik vind het allemaal minder gehaast.

Toch rijden we al spoedig Amsterdam uit en via Diemen rijden we alweer op de snelweg. Hier worden nog een paar bushaltes aangedaan, waarbij passagiers uitstappen en instappen. Het is vandaag mooi weer en het is fijn naar buiten staren, waar de natuur, ook langs de snelweg, weer opbloeit. Na een laatste halte bij Halte P+R in Muiden, rijden we het laatste stukje snelweg richting Almere. Onderweg bij een parkeerterrein van een tankstation zie ik een man in lichte paniek achter iets aanrennen. Voordat ik weet waarom, rijden we verder en neemt de buschauffeur de afrit naar de A6. Ik ben bijna thuis.

Maart

Eindelijk is de maand maart aangebroken, en kan ik weer blij zijn nu het voorjaar zich voorzichtig aandient. Na maanden van donkere dagen en lange, koude avonden, voelt het als een verademing om de eerste tekenen van de lente te zien. De lucht is frisser, en de dagen worden langzaam maar zeker langer. Heerlijk. Het is alsof de wereld en ik weer tot leven komen na een lange winterslaap.

De eerste zonnestralen breken door de wolken en verwarmen mijn gezicht als ik buiten loop. Mensen komen weer naar buiten, genietend van de milde temperaturen en de belofte van warmer weer. In de parken en tuinen verschijnen de eerste bloemen, zoals krokussen en sneeuwklokjes, die voorzichtig boven de grond uitsteken. Ik vind het een prachtig gezicht en een teken dat de natuur weer aan het herstellen is.

Ook de vogels beginnen weer te kwetteren en de vrolijke wijsjes vullen de lucht en brengen mij een gevoel van vreugde. Het is moeilijk om niet blij te worden van het gekwetter, die voor mij een voorbode zijn van de lente. Ik merk dat ik energieker ben, nu de dagen langer worden en de zon ook vaker schijnt.

De lente brengt mij een gevoel van vernieuwing met zich mee. Ik heb zin om het huis schoon te maken en op te ruimen. Klaar om de wintermaanden achter me te laten en ruimte te maken voor nieuwe zaken.

Kortom, maart is een maand van vreugde en verwachting. Het is een tijd waarin ik de donkere dagen van de winter achter me laat en me verheug op de warmte en het licht van de lente. Het is een seizoen van hoop, en nieuwe mogelijkheden, en dat is iets waarvan ik oprecht blij word.