Er is een jonge vrouw in mijn omgeving, net twintig. Aardig, vriendelijk, een tikkeltje dromerig – maar ze heeft iets eigenaardigs. Ze verzint de dingen. Niet kwaadaardig, niet om te bedriegen, maar gewoon… ter plekke.
Ze vertelt over gebeurtenissen, mensen, relaties, alsof ze het allemaal gisteren nog beleefd heeft. En terwijl ze praat, zie je het ontstaan, daar voor je ogen: de kleine details, het zorgvuldig neergezette drama, de net iets te perfecte anekdote.
Ik zeg niet dat ze liegt. Liegen is bewust, berekend. Dit is iets anders – een soort improvisatie op het leven.
Ik luister dan, knik wat, stel een vraag of twee, en hoor mezelf denken: dat kan gewoon niet waar zijn.
Maar ze gelooft het zelf. Of wil het geloven.
En misschien is dat nog wel het meest wonderlijke eraan: dat iemand zijn eigen verzinsels zo vanzelfsprekend kan dragen.
Ik heb het eerder meegemaakt. Tientallen jaren geleden, in Den Helder, had ik een collega van datzelfde type. Die kwam op een ochtend met het verhaal dat haar kitten was overleden omdat ze er per ongeluk op was gaan zitten. Tragisch, natuurlijk. Iedereen sprak er de hele dag fluisterend over. Alleen – ze had nog nooit eerder vermeld dat ze een huisdier had. Laat staan een kitten.
Een week later verscheen ze met een neusring op het werk. Het bleek een ringetje van een fietssleutel.
En dan was er nog die andere collega – een oud-klasgenoot van iemand uit ons team. Die had een cv waar de tijdvakken over elkaar heen buitelden. Alsof ze drie banen tegelijk had gehad én gestudeerd, allemaal in Den Helder. Later kwam ze met het dramatische verhaal dat ze kanker had. Net tijdens de bouwvak, hoe toepasselijk, moest ze naar een privékliniek in Zwitserland, waar ze “speciale therapie” kreeg. Na de vakantie kwam ze terug, gebruind, en met een totaal andere haarkleur. De therapie had haar blijkbaar meer dan goed gedaan.
Wat bezielt zulke mensen? Is het leegte? Aandacht? Of gewoon een iets te levendige fantasie? Soms denk ik: misschien is verzinnen hun manier om erbij te horen. De wereld is groot, en zij kleuren de gaten in hun bestaan met verhalen.
Ik merk dat ik me er minder aan erger dan vroeger. Misschien hoort het erbij, dat mensen de werkelijkheid een beetje opsmukken.
Maar toch – als ze weer begint te vertellen, met die glans in haar ogen en dat zekere stemmetje, denk ik: daar komt er weer eentje, vers van de pers.
En ik luister, glimlach een beetje, en vraag me af op welke improvisatie-act ik morgen weer word getrakteerd.














