Voorrang

Ik heb alle begrip voor mensen die het moeilijker hebben. Echt waar. Voor wie afhankelijk is van liften, rolstoelen, drempels, subsidies, toelagen en alle aanpassingen die de samenleving ooit heeft bedacht. Mijn hart zit links, mijn hoofd meestal ook. Ik vind het logisch dat we zorgen voor elkaar. Dat doe ik ook, via belastingen, premies, alles wat erbij hoort.

Maar soms, en dat zeg ik eerlijk, voelt het naar. Gewoon kut. Je staat ergens te wachten en weer krijgt iemand voorrang die het zonodig “moet” hebben. Het woord wachten komt waarschijnlijk niet voor in hún vocabulaire. En ik? Ik sta daar als hardwerkende Nederlander en denk even: ik draag al bij, ik betaal al mee, en toch ben ik ineens een tweederangsburger.

Ik wil niet ondankbaar klinken. Het gaat me om balans. Inclusiviteit is prachtig, vanzelfsprekend en noodzakelijk. Maar moet ik echt altijd wijken? Moet mijn ritme, mijn tijd, mijn kleine dagelijkse dingen continu buigen voor de levensstijl van anderen?

Soms voelt het alsof je iets geeft, maar nooit iets terugkrijgt. Niet in applaus, niet in erkenning, alleen in ongemak. En toch blijf ik hopen dat het goed komt. Dat er oog blijft voor wie bijdraagt, wie werkt, wie zijn deel doet. Begrip tonen is mooi. Maar het leven is pas eerlijk als het niet altijd alleen om de ander draait. En ja, ik zeg het hardop: ik mag ook eens voorrang hebben, zonder dat iemand dat “moet” vinden.