Ik ken een woord dat rinkelt alsof er iets loszit, alsof het zelf niet helemaal begrijpt waarom het bestaat. Laatst hoorde ik het nog in een leescafé, waar de kleurrijke kinderstoeltjes eenzaam en leeg stonden, alsof alle kinderen in enorme haast waren vertrokken. Een man met een laptop en een espressootje, kleiner dan zijn zorgen, keek naar zijn beeldscherm alsof het hem persoonlijk had verraden en zei verzuchtend: “Het is allemaal mumbo jumbo.”
Het bleef even hangen, dat woord. Als stof in een kamer die te lang niet gelucht is. Tegenwoordig betekent het: gedoe, moeilijkdoenerij, onzin in een dure jas. Maar in oorsprong is het een stuk ernstiger. Het komt uit West-Afrika, waarschijnlijk uit de Mandinka-taal, waar mumbo jumbo verwees naar een gemaskerde rituele figuur. Een soort dorpsrechter met ceremonie, die conflicten beslechtte en indruk maakte met veel geluid en gewapper.
De witte reizigers begrepen er niets van. En wat men niet begrijpt, dat noemt men al gauw magie, toverij of bedrog. Zo belandde mumbo jumbo in de koloniale reiskoffers en werd het synoniem voor rituele poeha, voodoo-achtige spreuken en medicijnmannen die volgens de witte fantasie half tovenaar, half oplichter waren. Een karikatuur, maar woorden reizen zelden netjes.
In mijn jeugd, ergens in de jaren zeventig, had het woord die bijklank nog. Bij ons thuis werd het gebruikt voor volksverlakkerij. Voor de man op de markt die een wonderzalf verkocht tegen alles van wratten tot liefdesverdriet. Voor hetzelfde mannetje dat je een magnetische armband aansmeerde waarvan je sterker zou worden. “Mumbo jumbo,” zei mijn vader dan, en daarmee had hij alle oplichters in een straal van tien kilometer in één klap gedegradeerd.
Het was de tijd van gebakken-luchtgoeroes, nieuwe religies met nieuwsbrieven en advertentieblaadjes waarop iemand met puntbaardje je toekomst kon lezen voor vijf gulden. De jaren zeventig waren op dat vlak een soort informele kweekvijver voor wat wij nu influencers zouden noemen. Alleen hadden ze toen nog sandalen en rookten ze kruidensigaretten. Maar verder: precies dezelfde mumbo jumbo.
De man in het leescafé wist dat natuurlijk niet. Hij zat daar maar, een moderne variant van dezelfde verwarring. Waar wij vroeger een magnetische armband kregen aangeboden, kreeg hij nu een update. Bijna hetzelfde, alleen zonder geitenwollensok.
Mumbo jumbo, mompelde hij nog eens. En misschien is dat het mooie van het woord. Het vangt alle schijnvertoning, van rituele maskers tot oplichters op de markt, van magische zalfjes tot digitale tovertrucs, in één klank die meteen duidelijk maakt hoe het zit. Een beetje poeha. Een beetje humbug. Een beetje bedrog in feestverpakking.
Mumbo jumbo. Soms is er geen beter woord.
