Het was op een regenachtige dag dat ik laatst tijdens een hardlooprondje een man zag staan roken onder een afdakje. Met een bedachtzame trek, alsof hij in die ene wolk zijn dag nog eens overwoog. Terwijl de rook oploste in de miezer, dacht ik: ooit een exotische luxe, een nieuwigheid uit verre landen, nu een achterhaald ritueel. Pijp, sigaar, sigaret. Vroeger ook nog shag om zelf te rollen, maar tegenwoordig krijg je een rolberoerte van de prijs van een pakje. Zo simpel kan geschiedenis zijn: een uitvinding, een gewoonte, een verslaving.
Vanaf de jaren tachtig begon het nuchtere ontwaken. De cijfers, de waarschuwingen, de foto’s van longen die eruitzagen alsof ze al met pensioen waren. Langzaam verdwenen de rokers uit cafés, treinen en kantoren. Ze trokken zich terug naar steegjes en portieken, een uitstervende soort die niet doorhad dat de wereld allang verder was gegaan. Roken werd een privéritueel, iets voor wie koppig, nostalgisch of gewoon te eigenwijs was om mee te stoppen.
En toch. Zoals vandaag zie je ze nog steeds, de eenzame rokers onder een afdakje. Even alleen, even verzonken, alsof men iets zoekt dat allang verdwenen is. Ik herken het beeld maar al te goed. Ik heb zelf meegedaan, jarenlang, van mijn veertiende tot mijn drieëndertigste, met wat aarzelende pauzes die ik toen stoppen noemde. Sinds 2001 heb ik geen sigaret meer aangeraakt. En eerlijk gezegd, ik mis er geen seconde van. Misschien komt het ook doordat ik heb gezien wat het aanricht. Mijn vader en schoonvader, beiden jarenlang rokers, hebben er uiteindelijk een flink stuk van hun leven mee ingeleverd. Je zou denken dat zulke voorbeelden genoeg zijn om een mens wakker te schudden.
Maar nee. Ze zijn er nog. Degenen die dapper in weer en wind staan te paffen, alsof ze een nobel maatschappelijk project uitvoeren. Ik kijk ernaar en denk: waarom in vredesnaam? Het kost een vermogen, het stinkt, niemand vindt het nog charmant. Alsof koppigheid een deugd is geworden.
Roken is geen ritueel meer. Het is een relikwie, een echo van een tijd die de meesten liever vergeten. En wie zich daar nog aan vastklampt, lijkt meer gevangen in gewoonte en trots, dan in enige vorm van genot.
