Bionisch

Met de leeftijd die ik nu leef herinnert je lijf je eraan dat de garantie op je lichamelijke onderdelen allang verlopen is. Hier kom je wel achter na een weekend familie helpen verhuizen. Je kent dat wel: dozen tillen die “echt niet zwaar zijn” en meubels die volgens iedereen “zo verplaatst” zijn. De dag erna voelde ik het al. Een zeurderige pijn onderin mijn rug, alsof er iemand met twee vingers tegen mijn wervels zat te duwen en telkens fluisterde: ik ben er nog hoor.

Artrose heb ik al langer, een soort vaste huisgenoot die altijd aanwezig is maar nooit de huur zal betalen. Maar die onderrug… die was nieuw in zijn vasthoudendheid. Een fluisterend pijntje dat nooit eens een pauze neemt. Je kunt hem moeilijk negeren, hoe je ook draait of rekt.

Het met verhuizen geholpen familielid kwam met een tip: de Medisana TT 200, pijntherapie met elektronische impulsen. TENS, zei hij, met de zelfverzekerdheid van iemand die net een weekendcursus alternatieve geneeskunde heeft afgerond. Hij was er bijna pijnvrij door geworden. Dat soort uitspraken pakt een mens op een kwetsbaar moment.

Dus bestelde ik het apparaat bij Bol.com. En zoals dat gaat in het leven: nog geen dertien uur later was-ie ook dertien euro goedkoper. De pijn in mijn onderrug deed even mee in een duet met de pijn in mijn portemonnee. Ik heb meteen contact opgenomen met Bol.com, omdat je soms gewoon moet vragen wat je toekomt. En eerlijk is eerlijk, ze waren goed bezig. Het verschil kreeg ik keurig in cadeaubonnen terug. Ik voelde me bijna even opgelucht als bij een geslaagde fysiobehandeling.

Toen het apparaat binnenkwam, heb ik me opgesteld alsof ik auditie deed voor een goedkope remake van The Six Million Dollar Man. Draadjes op mijn rug, apparaat aan, tintelingen die eerst wat vreemd waren maar al snel iets geruststellends kregen. Alsof er kleine technici in mijn onderrug aan het werk waren.

En nu moet ik iets toegeven. Sinds ik dat ding gebruik, merk ik verlichting. Niet dat ik huppelend de trap op ga, maar de scherpe randjes zijn eraf. Het pijnmonster in mijn rug, die altijd zo nodig moest mopperen, klinkt ineens een stuk milder.

Of het door de techniek komt, of doordat mijn hoofd graag gelooft dat iets werkt, weet ik niet. Hoop is een krachtig medicijn en soms sterker dan elke impuls die door zo’n apparaat loopt. Misschien is het placebo. Misschien niet. Het maakt me weinig uit. Want pijn die minder voelt, voelt minder. Dat is alles wat telt.

Ik werd vanmorgen wakker zonder meteen te kreunen of te vloeken. Ik beweeg iets soepeler. Ik kijk minder wantrouwend naar lage stoelen. Kleine dingen, maar waardevol.

Dus ik geef het niet op. Ik vertrouw op de tipgever. Hij loopt inmiddels pijnvrij rond. En als hij het kan, dan kan ik het ook. Op een dag loop ik vrij door het huis, zonder commentaar van mijn onderrug. Misschien duurt het even, maar het komt. Dat weet ik zeker.

Verhuizing

Het was weer zover. Niet voor onszelf, dit keer, maar voor mijn schoonzus en zwager. Familie dus — en als familie verhuist, dan help je. Dat is geen keuze, dat is een natuurwet.

Er was een vrachtwagen gehuurd. Zo’n groot wit ding dat op internet nog tam oogt, maar in het echt de halve straat opeet. Mijn man reed. Hij deed dat met het kalme zelfvertrouwen van iemand die vindt dat hij de vrachtwagen begrijpt. En eerlijk: dat deed hij ook. Hij nam bochten alsof hij ze persoonlijk had aangelegd, en achteruitrijden beschouwde hij als een kunstvorm.

Twee dagen lang sleepten we. Dozen, stoelen, bedden — het eeuwige kastje dat niemand wil, maar dat als een trouwe hond iedere verhuizing overleeft. Er was een pallet die niet wilde luisteren, en een regenbui die precies op het verkeerde moment arriveerde. Natuurlijk waren er ook kleine wrevels. Dat hoort zo. Een doos te zwaar aangepakt, een zucht op het verkeerde moment. Maar zodra de meubels stonden waar ze moesten, loste alles weer op. Alsof het huis zelf vrede sloot met ons geploeter.

’s Avonds voelde ik het. Mijn geest vond dat we goed bezig waren geweest, maar mijn lijf was een andere mening toegedaan. Rug, schouders, knieën — ze hielden elk hun eigen protestvergadering. Vroeger, toen we nog vaker hielpen met verhuizen, kenden we dat niet. Toen tilde ik moeiteloos wat nu piept en kraakt. We waren sneller, soepeler. We dachten niet na over herstel.

Nu doen we het rustiger. Met koffie in plaats van bravoure, met overleg in plaats van spierkracht. De dozen lijken zwaarder geworden, maar ik weet wel beter. Toch zit er iets ontroerends in. Verhuizen is een bewijs dat er nog iets beweegt in de wereld. En zolang ik nog kan helpen — zolang ik mijn man achter het stuur van die vrachtwagen zie zitten — voel ik me niet oud, slechts een beetje gebruikt.

Maar diep vanbinnen weet ik het wel. Dit was de laatste keer. De volgende verhuizing bekijk ik vanachter een kop koffie, die koffiemok til ik dan nog wel zonder moeite.