Hokjesgeest

Ik praat niet meer over politiek. Vroeger deed ik dat wel. Enthousiast ook, met overtuiging, soms zelfs met handgebaren en een middelvinger. Tegenwoordig hou ik mijn mond. Niet omdat ik niets meer vind, maar omdat ik geen zin meer heb in gezeik.

Waarom delen? Ik stem toch ook in een stemhokje? Het stemmen gaat dan nog wel in het hokje, maar zonder gordijn, helaas. Dat mis ik, dat stukje privacy. Dat zachte geritsel, dat gevoel dat je even alleen was met je geweten. Nu sta je er half open en bloot bij, alsof je in de rij voor de wc staat.

Anders had ik tijdens de verkiezingen misschien wel een PowerPointpresentatie gehouden. Over mijn beweegredenen, mijn twijfels, mijn afwegingen. Met grafiekjes, pijltjes, een citaat van een filosoof erbij. Een mooie animatie aan het eind, en applaus in gedachten. Maar goed, ik stem anoniem.

Ervaring heeft me geleerd dat politieke voorkeur een hachelijke zaak is. Je zegt iets links, en mensen zetten je meteen in een kamp. Je zegt iets rechts, en de rest kijkt je aan alsof je een gevaar bent voor de democratie. Vermoeiend is het. Ik denk vaak links. Net zo vaak rechts. En nog vaker gewoon recht door zee, middendoor. Wat logisch lijkt, doe ik. Wat krom voelt, niet. En dat maakt me dus van alles een beetje — wat in deze tijd verdacht is.

Vroeger was politiek nog een gespreksonderwerp. Aan de keukentafel, in de kroeg, bij de kapper. Nu is het een mijnenveld. Eén verkeerde zin, en iemand ontvolgt je. Of erger: ze beginnen te praten over “normen en waarden”. Dan weet je dat de discussie voorbij is.

Dus ik stem. In stilte. Op mijn eigen manier, zonder PowerPoint, zonder gordijn, maar ook zonder gedoe. En als iemand volgende week aan mij vraagt hoe ik gestemd heb, zeg ik: “Prima, en in goed vertrouwen.” Eerlijk gezegd: soms wil ik gewoon nog één keer in een echt hokje met gordijn staan. Voor het ritueel. Voor de stilte. Vooral voor mezelf.