Jaren geleden, begin jaren zeventig van de vorige eeuw, uitte ik op een schooldag, tussen-de-middag, tegen mijn moeder de gedachte dat het wel een heel bijzonder leuk idee kon zijn wanneer de muren achter de keukenkastjes werden verwijderd. Hiermee functioneerden de keukenkastjes als een gezamenlijke voorraadkast met onze buren. Zo hoefde je geen suiker meer te lenen. Of iets anders dat je op dat moment in de keuken miste. Ik had een levendige fantasie en het idee leek mij gezellig. Het antwoord van mijn moeder was minder enthousiast: ‘Alsjeblieft niet. Ik moet er niet aan denken om alles te horen waar de buren het over hebben. En andersom al helemaal.’ De kinderversie van mij begreep mijn moeder niet en ik vroeg haar wat ze bedoelde. Ik kreeg het antwoord in de strekking van dat mensen niet altijd aardig over elkaar vertellen en dat elk gezin op zijn privacy gesteld was.
Op dat moment werd met bovenstaande verklaring mijn kinderlijke onschuld vermoord. Nooit meer was mijn leven zoals ik het daarvoor kende. Later begreep ik pas wat mijn moeder bedoelde. Ook zonder de opmerking van mijn moeder zou mijn naïeve karakter worden omgebracht, en ik denk vooral dat dit ook door de buurvrouw waar mijn moeder het toen tussen-de-middag over had is gebeurd. Deze buurvrouw was niet makkelijk. Ze had een paar zeer onaangename karaktertrekjes, zoals ik de vrouw in de jaren erna heb ervaren. Ze sprak vaak slecht over anderen en wanneer een roddel haar niet ellendig of sappig genoeg was, verzon ze er wel een paar rotte details bij. Gelukkig was ze niet altijd de helleveeg waar ze me soms aan deed denken.
In de zomer van 1980 mocht ik van mijn ouders samen met de buren mee voor twee weken op vakantie naar een camping in de buurt van Assen. De buurjongen was van mijn leeftijd en we trokken in die tijd veel met elkaar op. Ik kreeg van mijn moeder zakgeld mee. Om mij te voorzien in de vakantiebehoeften die een jongen van dertien jaar heeft, en ook om af en toe een traktatie uit te delen. Het zakgeld werd bij de buurvrouw in beheer gebracht. Dit werkte prima. Wanneer ik ’s avonds met de andere jongeren van dat jaar naar de tienerdisco ging, kreeg ik zakgeld mee voor een cola en wat snacks. Zo heb ik naar mijn idee de eerste dagen cool met een cola in de hand aan de rand van de dansvloer gestaan. Mijn hoofd meedeinend op de grote hits van toen.
Tijdens deze zomervakantie was een karakteristieke sweater met een grote letter M op de voorkant -en alleen verkrijgbaar bij een specifieke modewinkelketen, helemaal de trend van het moment. Ik besloot de rest van de vakantie geen extra consumpties aan te schaffen. Zo hield ik genoeg geld over en kon ik aan het einde van de vakantie de hippe trui met hoofdletter M scoren. Het was even wennen om tussen de snaaiende pubers te staan, maar het was voor een goed doel. Groot was mijn teleurstelling toen ik de dag voor vertrek van de buurvrouw te horen kreeg dat al mijn zakgeld op was. Dit leek me onmogelijk, maar in stilte verwerkte ik mijn zielsverdriet. De dag erna werd mijn zuinigheid beloond met nog een enorme teleurstelling; de buurjongen kocht wel de hippe trui met een hoofdletter M.