Naar aanleiding van mijn stukje tekst van een paar weken geleden over kletspraat, small talk, kreeg ik een paar dagen nadat het hier te lezen was, via de post een cadeau in mijn brievenbus aangeboden door een anonieme schenker. Dankjewel mensenvriend! Het boekje heeft de titel Smalltalk Survival en is geschreven door Liz Luyben en Iris Posthouwer. Ik heb het boek inmiddels met plezier uitgelezen. Het is een vermakelijk boekje. Het formaat is klein, maar het bestaat uit ruim 200 pagina’s, bol van tips over hoe je het beste prietpraat kunt voeren.
Natuurlijk weet ik ook wel hoe je een gesprek gaande kunt houden. Stel alleen die vragen waarop men niet alleen met ja of nee kan antwoorden. Dus stel niet aan je collega of buurman de vraag, ‘Hoe was jouw dag?’ maar stel een open vraag. ‘Wat was jouw hoogtepunt van vandaag?’ Weinig kans dat de collega of buurvrouw een ‘Wel oké’ mompelt en zich uit de voeten maakt. Die uitzonderingen daargelaten. Soms hebben mensen even geen zin in kletspraat.
Bij het dichtslaan van het boekje, dat overigens eindigt met vijftig fonkelende vragen voor verrassing en verdieping, die een beetje op de theevragen van Pickwick lijken, had ik er echt zin in om het geleerde in praktijk uit te brengen. Helaas is er het corona-virus die roet in het eten gooit. Geen praatje bij de koffieautomaat of printer. De geplande bedrijfsborrel is ook al niet doorgegaan. De vraag ‘Welke leeftijd zou je graag nog een keer overdoen?’ kon ik aan niemand vragen. Ik heb het onze poes gevraagd. Zij miauwde alleen maar, en ik kon hier niet uit opmaken wat ze nu bedoelde. Einde gesprek.
Tijdens mijn vijftigste hardlooprondje van dit jaar, word ik door een andere hardloper ingehaald. Bij het inhalen -op afstand- zegt hij: ‘Lekker tempo. Mooi om vol te houden!’ In plaats van een ‘Dankjewel’ en een vriendelijke groet terug, zeg ik dat ik normaal gesproken wel iets vlotter hardloop, maar door een lichte scheenbeenblessure nu iets rustiger loop. De man trekt de koptelefoon van zijn hoofd en vraagt: ‘Wat zei je?’ Ik herhaal wat ik zojuist over een blessure heb verteld, waarop hij zegt: ‘Ja, dat heb je op onze leeftijd.’
Ik wil gewoon weten of ik een beetje goed in kletspraat kan worden, en nu wordt mij door een mede hardloper met één opmerking de mond gesnoerd. Ook ben ik wel een beetje gepikeerd. Ik word er ongevraagd aan herinnerd dat ik geen dertig jaar meer ben. De man steekt zijn linkerhand op en zegt: ‘Ik ga hier rechtsaf. Fijne dag nog!’ Hij loopt een straatje in en ik loop in mijn eigen tempo rechtdoor. Mijn tempo is wel mooi om vol te houden. Dat is mij zojuist verteld.