Discussie

Er zijn mensen die een discussie niet voeren, maar bewonen. Ze trekken erin als in een vakantiehuisje: zetten hun spullen neer, hangen hun overtuiging aan de muur, en blijven daar wonen tot iemand ze eruit draagt.

Ik kom ze regelmatig tegen. Op verjaardagen, in vergaderingen, online. Oh, vooral daar. Mensen die niet praten om iets te begrijpen, maar om bevestigd te worden. Ze beginnen met een stelling als “Het komt allemaal door de overheid” of “Vroeger was het beter” — en dan gaat het los.

Ze brengen voorbeelden. Eindeloos veel. Een oom die iets soortgelijks meemaakte. Een buurvrouw die precies hetzelfde zei. Een krantenartikel uit 1998 — alles past, zolang het hun punt ondersteunt. En als het niet past, dan buigen ze het net zolang tot het wél past.

Na de eerste herhaling ben ik al klaar met ze. Uitgesproken zelfs.
Ik hoef niet drie kwartier te horen waarom windmolens lelijk zijn, of elektrische auto’s de toekomst. Ik geloof het meteen. Of niet. Maar in elk geval zonder een PowerPoint-presentatie vol anekdotes.

Wat me vooral opvalt: zelfmedelijden speelt altijd mee. Ze voelen zich miskend, niet gehoord, oneerlijk behandeld door de wereld. En dat maakt ze taai. Want wie zich slachtoffer waant, heeft altijd recht van spreken. Elk tegenargument voedt hun gevoel van onbegrip. “Zie je wel,” zeggen ze dan. “Niemand luistert.” Dus praten ze nog harder.

Maar een gevoel van belediging is nog geen bewijs van gelijk. Dat lijkt tegenwoordig een verwarrend idee: wie zich gekwetst voelt, meent ook automatisch dat hij recht heeft. Toch is het precies andersom. Beledigd zijn is menselijk, maar het maakt je argument niet sterker — alleen luider.

Het gaat hen ook niet meer om de inhoud, maar om erkenning. Om dat kleine beetje troost dat schuilt in de zin: ik had toch gelijk. Een morele schuilkelder: warm, benauwd, moeilijk te verlaten.

Ik denk dan aan stilte. Aan mensen die kunnen luisteren, of zelfs zwijgen. Die bij een meningsverschil niet meteen de loopgraven induiken, maar even de ander aankijken en zeggen: “Hm.”
Zo’n “hm” kan meer openlaten dan tien meningen bij elkaar.

Maar die mensen hoor je zelden. Het zijn de anderen die de microfoon grijpen. Met hun stellingen, hun statistieken, hun onwrikbare gelijk. Ze praten, en praten, tot er alleen nog woorden overblijven. En ik?
Ik denk aan koffie. Aan buitenlucht. vooral aan stilte. Want sommige gesprekken win je alleen door niet mee te doen.

U mag reageren.