Kerstborrels op het werk hebben iets merkwaardigs. Ze komen elk jaar terug, altijd rond dezelfde tijd, en toch doen we iedere keer alsof het een verrassing is. Alsof iemand plots roept: hé, zullen we dit jaar eens met z’n allen bij elkaar gaan staan met een drankje in de hand en doen alsof we elkaar buiten kantoor ook leuk vinden? Dit jaar is het dus op locatie: het Amsterdamse Winterparadijs. Vanavond. Ik heb er zin in. Oprecht.
Het mooie van een kerstborrel is dat niemand precies weet wat de bedoeling is. Het is geen vergadering, maar ook geen feest. Je mag lachen, maar niet te hard. Je mag drinken, maar liever niet zichtbaar. Je mag dansen, maar alleen als het per ongeluk gebeurt. In het Winterparadijs is er in elk geval genoeg te doen. Schaatsen, lichtjes, kraampjes, muziek. Voor iedereen wat. Ook voor collega’s die normaal al nerveus worden van een sta-bureau.
Ik zal me, zoals altijd, voorbeeldig gedragen. Dat neem ik me ieder jaar weer voor en het lukt me eigenlijk altijd wel. Een drankje of twee. Misschien drie, maar dan heel langzaam. Alcohol op een werkborrel is natuurlijk ongepast. Dat weet iedereen. Het is officieel gezelligheid, maar onofficieel een test. Wie kan omgaan met vrijheid? Wie niet? Het antwoord wordt meestal al rond half negen duidelijk.
Misschien dat ik per ongeluk toch nog even op de dansvloer terechtkom. Dat kan gebeuren. Dan is het voor een paar nummers waarvoor stilstaan simpelweg geen optie is. Muziek die je voeten overneemt. Niets ernstigs. Niets wat later tegen me gebruikt kan worden.
Uit ervaring weet ik dat wanneer een collega te diep in het glaasje kijkt, de kater de volgende dag vaak meevalt. Fysiek dan. Hoofdpijn, droge mond, dat trekt wel weg. Wat blijft hangen is iets anders. De herinnering. Die blijft. Die is hardnekkig. Onverwoestbaar zelfs. Een collega die op tafel danst. Iemand die plotseling zijn manager ‘maat’ noemt. Of erger nog: ‘schat’. Dat soort dingen verdwijnt nooit meer.
Het wonderlijke is dat het bijna altijd dezelfde collega’s zijn. Je ziet het al aankomen. Ze beginnen te luid te lachen. Ze vertellen verhalen die nergens heen gaan. Ze leggen een hand op een schouder die daar liever geen hand heeft. En niemand zegt iets. We kijken toe. We onthouden het. Voor later. Voor altijd.
Zelf vind ik kerstborrels vooral interessant om te observeren. Wie staat bij wie? Wie vermijdt wie? Wie is ineens heel aanwezig en wie verdwijnt geruisloos richting uitgang, met een jas over de arm en een blik van opluchting? In het Winterparadijs zal het vanavond niet anders zijn, alleen dan met glühwein en kerstverlichting.
Vanavond dus. Ik heb er zin in. Ik ga kijken, luisteren en me voorbeeldig gedragen. En maandag, wanneer iedereen weer gewoon achter zijn bureau zit, zal ik denken: ja, dit was precies zoals een kerstborrel hoort te zijn. Behalve dan voor die ene collega. Maar daar hebben we het later zeker nog wel over.
