Donderdagmiddag. Ik sta met andere reizigers in de warme overvolle metro richting Amsterdam-Zuid. Ik sta wazig naar buiten te staren en zie links vanuit een ooghoek een kleurrijk persoon staan met lange sliertige haren. Wat ooit een rastakapsel was, is door gebrek aan verzorging een vette kluwen haardos geworden. De zonnebril met vrolijk geel monteur maakt het plaatje er toch niet mooier op. Ik voel een onverklaarbare drang om de man in de gaten te houden, en waar ik eerst nog glazig naar buiten keek, kijk ik nu naar de man met bah-haar. Hij draagt een wit overhemd, half dichtgeknoopt en een vale broek die zeker maanden niet in een wasmachine heeft liggen draaien.
De man spreekt zijn medereizigers aan. Sommigen geeft hij een hand en stelt zich aan hen voor, en vertelt over zijn honger. Wanneer hij niet door sommige reizigers genegeerd wordt, kom hij tot de hoofdzaak van zijn doel. Hij spreekt de mensen aan, om -zoals hij het zelf zegt- een paar centjes te verkrijgen. Een vrouw die voor mij staat hoort de man aan en reageert negatief op het verzoek om geld te geven. ‘Ik heb wel een appel voor je,’ zegt ze. De man reageert licht teleurgesteld, maar neemt de appel aan. Anders is zijn verhaal over honger niet meer geloofwaardig. Hij staat nu tegenover mij. Hij steekt zijn rechterhand uit en zeer onbeleefd weiger is deze. ‘Doe je verhaal maar,’ moedig ik hem aan.
Hij vertelt me dat hij een kunstenaar is en dat hij met € 20,00 in de week moet leven. Het verhaal over honger kan hij nu niet nog eens vermelden, dus hij vertelt me over hoe moeilijk en vooral hoe duur het leven is. Na een zeer lange anderhalve minuut komt de doelgerichte vraag: ‘Heeft u misschien wat centjes voor mij?’ Mijn reactie is gelijk aan het antwoord dat ik altijd op bedelaarsvragen geef. ‘Ik heb geen kleingeld, ik heb alleen maar plastic.’ Om deze zin enige oprechtheid mee te geven, kijk ik teleurgesteld en haal ik beide schouders op. Enkele reizigers gniffelen om mijn antwoord.
Gelijk wanneer er wordt omgeroepen dat we over enkele ogenblikken aankomen op metrostation Amstelveenseweg en dat we aan de linkerkant mogen uitstappen, gaat de mobiele telefoon van de kunstenaar over. Hij neemt op en vergeet mij totaal. Daar heb ik vrede mee. Reizigers stappen licht gehaast uit en weer anderen stappen in om mee te reizen. Sommigen deinzen terug door het onverzorgde uiterlijk van de beller. De kunstenaar blijft telefonisch in gesprek waarin achterdocht klinkt over een belofte die hem wordt gedaan. Waarschijnlijk zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. De metro rijdt weer verder en de kunstenaar beëindigd zijn telefoongesprek.
Het blijkt dat ik geen indruk heb gemaakt, want ik word niet meer aangesproken. Hij richt zijn aandacht op een jonge vrouw, maar ook zei weigert net zo onbeleefd als ik om de uitgestoken hand te schudden. Op de vraag of ze misschien wat centjes kan missen, verklaart ze alleen een pinpas bij zich te hebben. Zo origineel was mijn antwoord niet. Schuin naast mij staat een vlotte jonge vent in een strak modern pak, inclusief het hoge water in de pantalon, wat nu hot lijkt te zijn, staat te wachten tot de kunstenaar hem aanspreekt. Dat gaat gebeuren en het strakke pak glimlacht zelfverzekerd. Volgens mij is hij ook degene die als eerste de hand uitsteekt.
Ze stellen zich aan elkaar voor en voordat de kunstenaar zijn verhaal kan doen is het strakke pak hem voor. ‘Dus jij komt hier in de metro mensen lastig vallen om ongevraagd te bedelen voor geld? Denk je niet dat je gewoon een paar jaar geleden een verkeerde opleiding hebt gekozen? In plaats van dat onzekere, zweverige linkse kunstenaarsgedoe, had je beter een degelijke opleiding kunnen kiezen. Dan had je nu wat geld op de bank staan en hoef je de anderen, die al genoeg voor jou betalen, niet lastig te vallen.’ De zinnen komen als een waterval naar buiten. Reizigers kijken gespannen naar het tweetal. Wordt het een conflict?
Wederom weet de omroepstem de sfeer in de metro te breken. Er worden nog aansluitingen met bus en trein genoemd en ook worden we geboden links uit te stappen. Sommige reizigers dringen naar de deuren, want ze willen hun aansluiting niet missen. De kunstenaar kijkt het pak aan, wuift hem met een hand weg en stapt de metro uit. Ik stap ook uit, het perron op. Terwijl ik naar mijn aansluiting op spoor 1 loop, spreekt de kunstenaar alweer een andere man aan. De hand wordt uitgestoken. Hij stelt zich netjes voor, en vertelt de man honger te hebben.