Licht geïrriteerd leest Barend de korte conversatie in de whatsappgroep van zijn collega’s. Het is hem niet onbekend dat hij door anderen soms als een boze blanke vijftiger wordt gezien, want door deze discussie is hij nu goed uit zijn humeur. Het haalt hem uit zijn concentratie en het gaat ook nergens over. Het is één van de redenen waarom hij de whatsappgroep dagelijks op ‘mute’ zet.
Collega I: ‘Mijn laptop loopt vast, ik kan nergens op drukken, want dan hoor ik zo’n geluid dat het niet kan. Ik neem even contact op met ie-tee, dus ik ben even afwezig.’
Collega II: ‘bloeingg?’
Collega I: ‘Zoiets, ja.’
Collega II: ‘Of beep? Bloeingg is irritant, ja.’
Collega I: ‘Nee, het was meer bloeingg.’
Collega II: ‘Dacht ik al.’
Barend kijkt van het scherm van zijn mobiel en werpt het op zijn bureau. Stelletje idioten, denkt hij en gaat door met zijn eigen werkzaamheden. De tijd van dat hij nog een brugklasser was, is voor Barend lang geleden. Het is zelfs zo lang geleden, dat de mensen die in dat jaar zijn geboren, nu inmiddels opa of oma kunnen zijn. Dat is heel erg lang geleden. Barend irriteert zich niet zozeer aan het gesprek van de collega’s, maar hij ergert zich er lichtelijk aan dat dit in een groepsapp gedeeld moet worden, en niet in een één-op-één-chat. Hij prijs zich gelukkig dat er niet andere collega’s meedoen aan het gesprek. Er zitten zo ongeveer vijfentwintig collega’s in deze groep.
Collega III: ‘Chiming sound is dat, geloof ik.’
Collega II: ‘Haha, inderdaad.’