Wandeling

Het was zo’n dag waarop zelfs de tijd vergat door te lopen. De augustuszon, mild van aard, streelde de bosrand alsof ze op zondagbezoek was. Ik wandelde een paadje in dat ik nog kende van vroeger, of althans, dat liet mijn geheugen me geloven. Breder was het niet geworden, eerder wat smaller, alsof het zich schuchter had teruggetrokken uit de tijd.

Langs het zandpad lagen de braamstruiken als slordig gekamde haardossen. De vruchten, donker en glanzend, hingen als geheimzinnige snoepjes aan dunne, stekelige takken. Onder de lage eiken en beuken groeide vingerhoedskruid, grassen, en af en toe een flinke brandnetel, die je eraan herinnerde dat je niet alles moest willen aanraken.

Een roodborst hupte kort op een boomstronk, bekeek me heel even aan, alsof hij me herkende van vroeger, en verdween weer in het dichte groen. Verderop hoorde ik zacht gezoem. Alles was traag en toch levend. Zelfs de lucht bewoog nauwelijks, slechts af en toe een zuchtje dat de geur van hars, aarde en zonwarmte mijn neus binnen dreef.

Ik bleef staan bij een open plek, waar het licht als honing op de grond viel. Opeens dacht ik aan hoe het was om als kind te dwalen, zonder klok, zonder zorgen, zonder dat knagende gevoel dat je ergens aan had moeten denken.

Als kind had ik hier ook gelopen, precies zo. Wel met geschaafde knieën, en het onwrikbare geloof dat bomen naar mij konden luisteren. Misschien doen ze dat nog steeds. Ik liep verder, langzaam, terwijl het bos ademhaalde. Alsof het zich mijn gedachten kon herinneren.

Een gedachte over “Wandeling

Geef een reactie op Urspo Reactie annuleren