Zussen

Vandaag is het 30 september, Nationale Broer- en Zussendag. Een dag die klinkt als een verzinsel van de moderne tijd, maar die me tóch even stil laat staan. Zo’n dag legt de lijnen van een familie bloot: wat er nog is, en wat voorgoed voorbij.

Wij waren met vieren: drie oudere zussen en ik. Eind 2006 besloot de een-na-oudste het contact te verbreken. Ze schoof haar stoel weg en kwam niet meer terug. Niemand is er werkelijk rouwig om geweest. Soms verdwijnen mensen geruisloos uit je leven, ook al zijn ze bloed van je eigen bloed.

In 2019 overleed de oudste zus, Gré. Dat verlies voelde enorm zwaar, alsof een bladzijde uit het familieboek te haastig was afgescheurd. Haar lach en stem hoor ik nog weleens in een moment van herinnering, en dat is tegelijk troostrijk en pijnlijk.

Nu zijn mijn jongste zus en ik nog over. Wij tweeën vormen de laatste draadjes van wat ooit een compleet weefsel was. We kennen elkaars zwakheden, herinneren ons vroeger, en de troostende woorden die soms meer zeggen dan een heel gesprek.

Vandaag zou ik hier een oude foto van mijn zussen en ik kunnen plaatsen, maar liever denk ik aan iets kleiners, menselijkers: een telefoontje, een kort bericht, een blik die zegt: “We zijn er nog.” Want uiteindelijk leer je van broers en zussen dat liefde en ergernis naast elkaar bestaan, en dat de liefde altijd de laatste hand boven houdt.

Vandaag stuur ik een berichtje naar, of bel ik mijn zus. Niet omdat het in de kalender staat, maar omdat het nog kan. Ooit is er geen nummer meer om te draaien, en dan rest alleen de herinnering.

U mag reageren.