Dinsdagochtend. De trein heeft een paar minuten vertraging en wanneer ik op Utrecht Centraal mijn aansluitende bus wil halen, had ik 5 minuten eerder al een sprintje moeten trekken. De zon is nog niet op, dus ik loop heel relaxt door het station naar het busstation aan het Jaarbeursplein. Wanneer ik buiten ben, zie ik een medereiziger naar lijn 66 rennen, en in een reflex ren ik met hem mee. Hoe stom reageer je soms op de actie van anderen. Helaas missen we beiden onze aansluiting. Er zit niets anders op om lijn 65 te nemen.
In de vroege ochtenduren ontwijk ik graag deze bus, want de bus komt in Nieuwegein langs een paar scholen en dat betekent dat de bus tijdens de rit vol met scholieren zit. Dat is niet het probleem, maar ze zijn meer dan luidruchtig en dragen rugzakken mee van het formaat forse kleuter. Hierdoor lijkt het altijd alsof deze tieners het als uitdaging zien om andere reizigers met de rugzakken omver te kegelen. Ook minder vind ik het dat ik geen zitplaats heb.
Daar sta ik dan quasi knorrig naast een tweetal tienermeisjes, die nog knorriger en ontevreden zijn dan ik ooit zal zijn. Een van hen kijkt lelijk de wereld in en is constant aan het woord. Het enige wat aan haar straalt is het zirkoniasteentje dat in haar rechterneusvleugel is geschoten. Ze werkt deels in de kantine van het schoolcomplex, klaagt ze, en blijft maar jammeren over de werkzaamheden. Over leerlingen die 4 tosti’s willen eten terwijl er maar 3 tosti’s tegelijk gemaakt kunnen worden.
Ze jeremieert over allerlei andere zaken die haar het leuke leven ontnemen. Wanneer ze ’s avonds thuiskomt wil ze eerst een uurtje voor de televisie zitten, dan douchen en daarna weer verder gaan met tv kijken. Ze zegt hiermee alsof het vanzelfsprekend is dat ze geen tijd heeft om iets te leren. Haar leven is zo oneerlijk. Zo heeft ze nog voor donderdag vijftig pagina’s te leren. Doet ze dit niet dan moet ze volgens eigen zeggen van school af. Ze vertelt het met een verwijt naar haar mentor.
De klasgenoot naast haar klaagt heerlijk mee. Alsof ze hiermee in een wam bad stapt. Lekker samen klagen. Ze gaat aankomende zaterdag over een week naar Walibi, maar nu is ze op het werk net op die zaterdag ingeroosterd. ‘Oh, dan meld je jezelf gewoon ziek.’ geeft de ander als tip. Dat vind de hardwerkende tiener een fantastisch idee. In gedachte hoor ik het gesprek over een paar weken, op het werk van het meisje, plaatsvinden. En wanneer ze om haar leugentje wordt ontslagen, is haar groot onrecht aangedaan. Ze wilde gewoon een dagje naar Walibi. Dat ze dat niet begrijpen.