‘Hoe gaat het nu?’ vraagt een meisje in de trein aan haar reisgenoot. Ze is iets ouder dan 16 jaar. Blond haar, in een spijkerjack met veel kleurrijke patches erop genaaid. Ik denk dat het een nieuwe rage is, of een trend.
Ze kijkt hem aan en lacht: ‘Wat doe je als je met hem alleen bent? Kus je hem en hou je zijn hand vast?’
De jongen lacht stilletjes. Zijn glimlach is een bevestiging.
‘Wat vind je omgeving ervan?’ vraagt ze hem.
De jongen rolt heel even met zijn ogen en zucht: ‘Soms word ik moe van de opmerkingen over wie de man is en wie het vrouwtje. Het gekronkel om mijn geaardheid. Vinden ze mij ziek of zien ze het als een geintje van Moeder Natuur?’
‘Ik niet hoor,’ antwoord het meisje in spijkerjack.
De jongen knikt. ‘Ik hoef me niet te schamen. Ik ben naar God’s evenbeeld gecreëerd. Maar mijn broer kan niet begrijpen dat ik van een man kan houden, en mijn vader denkt dat we zijn vervloekt.’
Het lijkt alsof hij een traan wegdrukt, maar hij glimlacht al snel naar zijn reisgenoot. Zij pakt zijn hand.
‘Het is precies hetzelfde, maar dan net andersom,’ zegt ze lieflijk. ‘Het is niet beter en ook niet erger. Het is gewoon hetzelfde.’
‘Maar wat kan ik zeggen en waar moet ik heen?’ vraagt hij zachtjes.
Ze haalt haar schouders op. ‘Wil je dat de wereld het weet of bouw je een gevangenis van je eigen angst. Wordt een kamikaze-nicht.’
‘Maar kan ik me beheersen,’ fluistert hij luid. ‘Moet ik mijn mond houden? Ik ben toch niet de enige gay?’
‘Je hoeft niet bang te zijn,’ sust ze hem.
‘Ik weet het,’ zucht hij. Ik ben naar God’s evenbeeld gecreëerd en het is precies hetzelfde, maar dan andersom.’
‘Juist,’ bevestigd zij hem en pakt hem bij zijn beide armen. ‘Vind je hem leuk, hou je van hem?’ vraagt ze.
‘Hou ik van hem? Ja, ik hou van hem. De mensen hoeven niet te twijfelen aan mijn genegenheid. Mijn liefde is geen aandoening. Het is liefde in contradictie.’
‘Amen,’ zegt ze. Ze klopt met de vlakke hand op zijn bovenbeen en geeft hem vervolgens een kus op zijn wang. ‘