In de trein zitten twee dames tegenover elkaar -net hun tienerjaren ontgroeid, en druk in gesprek. Een van hen drinkt koffie uit een thermosbeker. Het lijkt op een kinderbeker met een deksel en drinktuit. Ze neemt een flinke teug uit de beker en spoelt de koffie eerst door haar mond voordat ze de slok koffie wegwerkt. Ze trekt er ook een raar gezicht bij. Ze is al een echte jongedame, en toch nog een beetje een klein kind.
Ik heb geen zicht op de andere jongedame, maar ik kan haar wel horen praten. Ze probeert haar gesprekspartner met de thermosbeker te overreden dat het Nederlandse woord die een negatief woord is. Niet 100% negatief, maar wanneer het woord die als een bijvoeglijk voornaamwoord wordt gebruikt, in plaats van een aanwijzend voornaamwoord, dan heeft het volgens haar vaak een negatieve lading. Ze vertelt de andere vrouw er eens op te letten.
Wanneer mensen over een persoon praten en het woord die wordt voor de naam geplaatst, dan heeft men vaak geen hoge pet op van de persoon. Ze vertelt over een ex-manager die op het werk was vertrokken. De persoon in kwestie werd door anderen die Manager genoemd. Door het toevoegen van het woord die voor de naam, wist ze dat de persoon niet helemaal in gelukkige toestand bij het bedrijf was vertrokken.
De koffie spoelende jongedame zegt dat ze zichzelf er soms op betrapt dat ze ook ik wel eens het woord die gebruikt in negatieve zin. Zo wordt ze hartstikke moe van al die mensen met een mening over haar vriendje. Ikzelf denk er ook even over na. Men zegt nooit dat ze dolblij van die mensen worden. Het woord die wordt dan dikwijls vervangen door het woord deze. Van een bijvoeglijk naamwoord, weer terug naar het aanwijzend voornaamwoord.