Het blonde jongetje huppelde de wachtkamer van de dokter binnen, samen met zijn opa. Althans het kind liep aan de hand van een enorme homp onaardig stuk mensenvlees. Ik maak deze enigszins nare opmerking, omdat de man het aardige en vriendschappelijkheid miste, daar waar echte opa’s in behoren uit te blinken. In zijn ogen fonkelde geen blijdschap toen hij commandeerde: ‘Ga zitten en blijf overal van af.’
Het jongetje, dat een klein pluchen konijntje onder zijn arm had geklemd, nam gehoorzaam op de hem aangewezen plek plaats, maar aan zijn oogjes zag je, dat het vertrek verschillende voorwerpen bevatte, die hij graag eens met zijn vingers wilde onderzoeken.
Op een kast liepen een aantal stenen olifantje netjes in een rij, die zich zo aardig door elkaar zouden laten zetten, en het tafeltje naast de deur, die was bedekt met stapels tijdschriften en stripboeken. Daar moesten wel hele mooie plaatjes in staan.
‘Opa, mag ik. ..’
‘Zitten blijven. En je mond houden.’
Wie was die man? Een Judas, vermomd in grootvaders pak? Kritische blikken in de wachtkamer keken de grootvader aan, maar het deed hem helemaal niets.
‘Opa, waar zijn die olifantjes voor?’
‘Die zijn voor afblijven.’
Een corpulente dame met een oude Margriet in haar handen begon kreeg een rood hoofd van moeizaam bedwongen verontwaardiging, maar het jongetje zelf bleef aanmerkelijk wijsgerig van aard. Hij nam zijn konijntje op de knie en sprak op verraste toon:
‘Opa!’
‘Ja?’
‘Konijntje praat tegen me.’
‘Zo.’
Meer kon er blijkbaar niet af. Maar de enorme verwondering van het jongetje over het onverwachte spraakvermogen van zijn knuffeldier, was niet te vernielen.
‘Weet u wat konijntje zegt?’
‘Nee.’
Zachtjes, maar niet zonder triomf kwam het stemmetje:
‘Hij zegt: rót opa.’
Het jongetje, dat een klein pluchen konijntje onder zijn arm had geklemd, nam gehoorzaam op de hem aangewezen plek plaats, maar aan zijn oogjes zag je, dat het vertrek verschillende voorwerpen bevatte, die hij graag eens met zijn vingers wilde onderzoeken.
Op een kast liepen een aantal stenen olifantje netjes in een rij, die zich zo aardig door elkaar zouden laten zetten, en het tafeltje naast de deur, die was bedekt met stapels tijdschriften en stripboeken. Daar moesten wel hele mooie plaatjes in staan.
‘Opa, mag ik. ..’
‘Zitten blijven. En je mond houden.’
Wie was die man? Een Judas, vermomd in grootvaders pak? Kritische blikken in de wachtkamer keken de grootvader aan, maar het deed hem helemaal niets.
‘Opa, waar zijn die olifantjes voor?’
‘Die zijn voor afblijven.’
Een corpulente dame met een oude Margriet in haar handen begon kreeg een rood hoofd van moeizaam bedwongen verontwaardiging, maar het jongetje zelf bleef aanmerkelijk wijsgerig van aard. Hij nam zijn konijntje op de knie en sprak op verraste toon:
‘Opa!’
‘Ja?’
‘Konijntje praat tegen me.’
‘Zo.’
Meer kon er blijkbaar niet af. Maar de enorme verwondering van het jongetje over het onverwachte spraakvermogen van zijn knuffeldier, was niet te vernielen.
‘Weet u wat konijntje zegt?’
‘Nee.’
Zachtjes, maar niet zonder triomf kwam het stemmetje:
‘Hij zegt: rót opa.’
The translation lost me whether this was satire or not
Konijntje
LikeLike