Vrijdagochtend. Het is 7 uur in de ochtend wanneer ik de voordeur achter me sluit. Ik vertrek lopend naar het station in Almere Centrum. De zon staat laag aan de hemel te schijnen, alsof het universum me wil zeggen dat het vandaag dan wel de laatste werkdag voor mijn vakantie is, maar dat ze er alles aan doet om het mij zo aangenaam mogelijk te maken. Het universum is een mooie plek om aanwezig te zijn, lijkt me. Ik zou zo ook niet weten wat er nog buiten het universum bestaat.
De vrijdag loopt vervolgens ook vlot en aangenaam. Wanneer ik rond de klok van half 5 het pand verlaat schijnt de zon nog steeds. Een dag gevuld met zonneschijn heeft een positieve invloed op de mensen. Tijdens de wandeling naar het metrostation zie ik de mensen weer glimlachen. Een enkele fietser neuriet een vrolijk deuntje mee met de muziek die uit de oordopjes komen en schoolgaande tieners lachen vrolijker wanneer ze zon hen in het gezicht schijnt.
Onderweg in de metro en de trein valt het me op dat mensen meer vrolijkheid uitstralen. De chagrijnige hoofden, eerst nog verstopt in meterslange shawls en diepe kragen laten weer een nek zien. Terug in Almere hoor ik mensen lachen en ouders hebben weer meer geduld met het aanwezige gedrag van hun kinderen. Wanneer ik een kwartier later in mijn hardloopschoenen een kleine 10 kilometer weg ren zijn de mensen nog steeds blij. De zon gaat langzaam onder en ik begin aan de laatste kilometers van mijn hardlooprondje.
Ik heb via een nieuws-app de positieve weersvoorspelling voor de komende dagen gelezen: een korte periode van aangenaam voorjaarsweer is ons aangekondigd, en ik weet dat hiermee dagen van vrolijkheid en meer verdraagzaamheid aanbreken. Je kunt er maar aan wennen. Zelf zal ik op een andere manier aan de weersverandering moeten wennen, want vanaf aankomende woensdag heb ik, een kleine 9.675 kilometer ten oosten van Nederland, te maken met zomerse temperaturen, rond de 30 °C.