DRAY BOSMA

Be happy.

Op het Molenpad bij de Keizersgracht in Amsterdam zie ik tijdens een wandeling door het centrum een klein vrouwtje in een stenen raamkozijn zitten. Het raam is klein en smal met een paar tralies. Het vrouwtje zit voor de tralies en is zelf kleiner, want wanneer ze een normaal postuur heeft gehad, had ze nooit in het kozijn kunnen zitten. Ze zit er met haar armpjes over elkaar en kijkt een beetje nukkig voor zich uit. Dit gegeven, en haar kleine postuur -ze is nog geen 50 centimeter hoog- maakt mij nieuwsgierig, en ik trek de figuurlijke stoute schoenen aan.

‘Goedendag, is er iets aan de hand? U kijkt een beetje sikkeneurig,’ zeg ik met mijn meest vriendelijke stem. Het vrouwtje kijkt boos op. Mijn vriendelijkheid wordt niet door haar gewaardeerd.
‘Zeg! Bemoei jij je even lekker met je eigen zaken,’ bitst ze mij terug en vindt in mijn vriendelijke begroeting de aanleiding tot verder getier. ‘Ik raak een beetje geïrriteerd van het werk dat ik iedere nacht mag doen.’
Het vrouwtje draagt het blonde haar in een staartje en verder draagt ze een strak, lila tenue. Hierop een lichtgroen ponchootje over de schouders en zilveren laarsjes aan de voeten. Maar ze blijkt minder sprookjesachtig dan dat haar kleding mij doet geloven. Ze kijkt me aan alsof ik de oorzaak van al haar leed ben, en nog voordat ik kan vragen wat haar werk zo zwaar maakt, begint ze weer.

‘Iedere nacht mag ik tanden en kiezen van kleine kinderen verzamelen, en in ruil daarvoor krijgen deze tandloze kids een traktatie van hun ouders. Waren de kinderen vroeger nog tevreden met een beetje geld, wordt nu mijn goedheid ondermijnd door de ouders, die buiten proporties denken! Dat varieert van traktaties om mee te pronken tot belachelijk en jaloersmakende cadeaus. Man, ik ben er zó klaar mee.’
Ik kijk haar aan. Ze kijkt boos en gefrustreerd terug. Haar schouders hangen. Alsof ze de strijd al heeft opgegeven. Ik ben slecht in het lezen van lichaamshoudingen, want ze gaat rechtop zitten en tiert verder.

‘Echt, ik zeg het je. Ik ben nu zoveel langer bezig dan wanneer ik alleen muntstuk onder het kussen kan achterlaten. Op deze manier kom ik tijd te kort en iedereen verwacht maar dat ik al het werk in 1 nacht kan doen.’
Ik knik bevestigend en probeer haar een beetje tegemoet te komen. ‘Het lijkt me ook niet echt makkelijk om alles in je eentje te moeten doen.’
Ze kijkt naar me met een blik van “je-bent-niet-goed-bij-je-hoofd”, en ik heb gelijk.
‘Ben je wel goed bij hoofd?’ vraagt ze mij geïrriteerd. ‘Natuurlijk doe ik dit werk niet in mijn eentje. Niemand redt het om in één nacht een paar honderd kinderen te bezoeken. Ik ben toch zeker Sinterklaas niet?’

Ik besluit niets meer te zeggen. Ik heb het idee dat alles wat ik zeg wordt weerlegd met een spraakwaterval, waarbij het beledigen van anderen heel normaal is. Maar mijn zwijgen weerhoudt het kleine vrouwtje niet om door te gaan met schelden.
‘Ik heb er wel 32 muntstukken voor over om bij die idiote ouders al hun tanden en kiezen uit hun bakkes te slaan! Dan heb ik in één vuistslag mijn target gehaald!’
Licht geschrokken van deze agressiviteit, stap ik weg, de Keizersgracht op. Het is een klein vrouwtje, maar de felle boosheid is enorm.

‘Hé,’ roept ze mij na, wanneer ik wegloop. ‘Waar ga je heen? Kom terug!’
Ik negeer haar. Ik heb geen zin meer in de felle vermaning, en het is mijn vrije dag. Die wil ik beter besteden dan naar het luisteren van een verdicht persoon. Na een paar meter heeft ze me bijna ingehaald en haalde ze uit naar een van mijn broekspijpen.
‘Ik zei hé,’  roept ze me na. ‘Waar ga je heen? Ik ben nog niet klaar met jou!’
Wanneer ze een broekspijp te pakken heeft en in mijn benen wilt klimmen, schud ik haar van me af. Ze valt hierbij een paar meter verder op de grond, naast een transformatorzuil, bedekt met opzichtige reclameposters.

Snel staat ze weer op en met haar kleine, graaiende handjes uitgestoken rent ze op me af. Ik recht mijn rug, zet beide voeten stevig op de grond en wanneer het gewelddadige vrouwtje op een meter afstand van mij is, geef ik haar een berekende schop. Met een uitgestoten en schriele schreeuw vliegt ze in een mooie boog richting de gracht en belandt ze met een plons in het water. Ze komt meteen weer bovenwater waarbij het groene ponchootje half over haar gezicht hangt. Ondanks dat ze bijna verdrinkt blijft ze non-stop tekeer te gaan en slaat ze daarbij met haar vuisten op het wateroppervlak. Ik haal mijn schouders op en loop weg. Wanneer ik langs de gracht wandel, richting de Leidsestraat, hoor ik haar nog foeterend tekeer gaan.

Categorieën: Read

Een gedachte over “Boos

  1. Urspo schreef:

    Google translate gave the most peculiar translation. 🙂

    Geliked door 1 persoon

U mag reageren.

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: