De deurbel gaat. Snel kom ik van mijn werkplek vandaan en loop naar beneden naar de voordeur. Ik kan me niet herinneren dat er iets online is besteld, dus het zal geen medewerker van een koeriersdienst zijn. Ik doe open en het jaar 1973 staat voor de deur. Negentien-drieënzeventig in de vorm van een colporteur. Een man die mij artikelen of diensten aan de deur wil verkopen. Dit is wel een zeer ouderwetse manier om een afzetmarkt te creëren.
De man begint zoals een verkoper zijn praatjes normaal gesproken begint. Vooral veel positief gewauwel (gelukkig is het mooi weer, vandaag), maar als een wolk voor de zon onderbreek ik de man met de opmerking dat ik aan het werk ben en niet in de tuin lig te genieten. De colporteur is heel even van slag en vergeet zijn even zijn intro van het feitelijke doel: het verkopen van een alarminstallatie.
Hij stamelt voorzichtig dat hij al heeft gezien dat we al een doorbel met camera hebben en de colporteur wil snel doorgaan met de verkoop van zijn diensten (of artikelen, wanneer hij mij beveiligingscamera’s wil verkopen), maar wederom breng ik hem, onbedoeld, van slag door te zeggen dat er meerdere camera’s aanwezig zijn. Bij de garage, boven op onze voorgevel en in onze achtertuin.
De man lijkt een beetje zijn vaste verkoopverhaal te verliezen. Alle geloofwaardige verkoopzinnen brokkelen uit elkaar tot een niet samenvattend verhaal. Ik denk dat de colporteur niet meer op het juiste spoor komt en ik doe hem het voorstel om weer naar binnen te gaan, terug naar mijn werkzaamheden. De man lijkt heel erg opgelucht en blij te zijn dat ik hem red van deze chaotisch verkoopmislukking.
