Winteravond

Er is de laatste tijd iets eigenaardigs met hardlopen. Ik begon ermee omdat het simpel is: schoenen aan, deur uit, en gaan! Je denkt dat het een hobby is, maar voor je het weet, heb je er een relatie mee. In mijn geval al bijna vijftien jaar. Vijftien jaar waarin mijn vaste rondje zich gedraagt als een oude vriend. Ik ken inmiddels elke stoeptegel, elke boom, elke flauwe bocht. En als ik een keer niet ga, lijkt het rondje teleurgesteld. Alsof het bij de deur staat te wachten: kom je nou?

Ik hou ervan. Echt. Die eerste meters waarin je lijf nog protesteert, het middenstuk waarin je voeten en gedachten in dezelfde pas lopen, het laatste stuk waarin je denkt dat je soepel gaat maar vooral opgelucht bent dat het bijna klaar is. Hardlopen geeft me rust en ritme.

Maar sinds vorig jaar zit er een barst in die liefde. Die barst heet: winteravond. Niet vanwege de kou of de regen. Daar kan ik wel tegen. Een beetje nattigheid hoort erbij, en donker ook. Met een reflecterend hesje met verlichting loop je al rond als een kerstboom in de maak. Nog net geen piek op je hoofd. De kerstsfeer komt vanzelf.

Nee, het zijn de anderen die de avond verpesten. De idioten die zich op het asfalt begeven. Fietsers zonder licht. Die zie je niet aankomen. Of juist die types die alleen verlicht worden door het scherm van hun mobieltje dat ze in hun eigen gezicht houden. Alsof ze vrijwillig blind zijn. Je ziet alleen die witte snuit in het donker zweven, de rest blijft onzichtbaar. En wanneer ik schrikt, kijken ze op alsof ík een verschijning ben.

En dan heb je de zombie-wandelaars. Mensen die lopend volledig in hun scherm wonen. Ze schuifelen voort, vingers tikkend, ogen omlaag, hersenen elders. Je kunt er langs rennen, kuchen, hoesten, zingen — ze merken niets. Zelfs NASA zou geen signaal kunnen sturen dat hen nog bereikt. En die honden… ach, soms lijkt het alsof ze je bijna smeekend aankijken. Zo’n blik van: kom op baas, we zijn buiten. Thuis zit je al de hele avond naar een scherm te koekeloeren. Je zou bijna stoppen om die hond sterkte te wensen.

En daar ren ik dan tussendoor. Slalommend, licht vloekend, mijn vertrouwde rondje verdedigend tegen de spookfietsers en zendmast-zombies. Soms denk ik eraan om later te gaan lopen, als iedereen binnen zit te scrollen in plaats van rond te dwalen over de stoep. Maar ja — dan moet ik weer vroeger eten. En als ik vroeg eet, sta ik om tien uur hongerig in de keuken. Dat schiet ook niet op.

Een loopband? Geen optie. Ik wil echte vooruitgang. Echte lucht. Echte bochten. Niet de illusie van beweging in een zaaltje waar het naar rubber en zweet ruikt.

Dus ren ik verder. Mijn rondje en ik, vijftien jaar samen. De wereld eromheen verandert, soms ten goede, vaak niet. Maar één ding blijft: ik hou ervan. En dat laat ik me niet zomaar afpakken door zombies op sneakers, spookfietsers met telefoons, of mijn eigen hysterische kerstverlichting.

U mag reageren.