Dinsdagavond. Wederom reis ik vanaf Utrecht Centraal met een kleine omweg via station Amsterdam Duivendrecht naar huis. Onderweg naar Almere stopt de trein in Weesp. Een jonge vrouw met een vriendelijk en vooral lief gezichtje stapt in. ‘Reist u tot Almere Centrum of verder?’ hoor ik haar aan andere reizigers in de trein vragen. Ontkennend gemompel is het repliek van mijn medereizigers.
De mevrouw kijkt mij nu vriendelijk, bijna verlegen, aan en herhaalt haar eerder gestelde vraag. Ik antwoord dat ik zeker tot Almere Centrum in de trein zit. Het blije gezichtje wordt nog vrolijker. ‘Mag ik met u meereizen?’vraagt ze me. ‘Ik heb een meereiskaartje, maar de persoon met wie ik vanmorgen mee op reis was, kon vanmiddag een trein eerder nemen.’ Ze kijkt erbij alsof ze zich verontschuldigt voor haar pech. ‘Natuurlijk,’ zeg ik, en ik vertel haar dat ze tot Almere Centrum met me mee kan reizen.
Ze lacht, bedankt me en gaat schuin tegenover me zitten. Ze kijkt me nog even glimlachend aan, maar al snel verlies ik het qua aandacht van haar mobiele telefoon. Wanneer de trein meerdere stations heeft aangedaan, stopt deze nu ook op Almere Centrum. We stappen beiden uit de trein. Voordat we bij de poortjes aankomen kijkt ze me nog even vriendelijk aan. Ik wens haar een fijne avond en ze kijkt een laatste keer glimlachend om.
Verderop in de stationshal staat een blonde vrouw heel moeilijk op haar mobiele telefoon te kijken. Ze kijkt me een beetje hopeloos aan. Ik glimlach terug. Opgelucht stelt ze de vraag: ‘Excuse me sir, can you tell me where I can find the bus stations?’ Het Engels met zeer zware Z-klanken onthult dat de vrouw -naar mijn mening, in het oosten van Europa is opgegroeid. Ik leg haar uit dat het busstation buiten is en ik wijs naar de uitgang aan de westzijde van de stationshal. Opgelucht en in versnelde pas loopt ze naar de bushaltes.