Ik hoef het niet te hebben over de warmte van de afgelopen week. Iedereen in Nederland is op de hoogte van de hittegolf die ons dagen van 30° Celsius of hoger gaf. Sommige mensen in mijn omgeving waren de hitte zo zat, dat ze het uiteindelijk een Hitler-golf noemen. Niet positief. Ik kan wel met de hitte omgaan. Enigszins. Ik pas me aan. Zo ben ik de afgelopen week niet gaan hardlopen. Ik denk dat met hardlopen in een hittegolf na anderhalve kilometer mijn hardloopschoenen gaan smelen. Of ik zal uiteindelijk langs de weg dood neervallen, en ik vind het loodje leggen meteen zo definitief.
Anderen kunnen daarentegen het hoofd niet meer zo koel houden en reageren oververhit. Zoals de mevrouw in de supermarkt. Ze schreeuwt naar de onnatuurlijk blonde cassiere die haar boodschappen langs de scanner haalt. De supermarktmedewerkster schrikt, laat haar schouders hangen en vraagt wat de vrouw wat er mis is. ‘Wat er mis is!’ schreeuwt de vrouw, het is duidelijk geen vraag. De schreeuwende vrouw kijkt boos vanachter haar zwarte bril naar haar caissière. De vrouw heeft een modieus en kort blond kapsel, welke door een likje gel speels in plukjes is gebracht. Andere klanten kijken vanuit de gangpaden en vanachter hun boodschappenkarretje richting het geschreeuw om te zien wat de vrouw is aangedaan.
‘Je rekent mijn boodschappentas af! Ik had deze tas al bij me. Nog voordat ik de winkel in kwam. En nu wil je hem in rekening brengen!’ stelt de boze vrouw met overslaande stem. Ik krijg het idee dat de boze mevrouw stiekem geniet van het moment. Ze staat er een beetje triomfantelijk bij. De linkerhand rust op haar heup en in de rechterhand houdt ze haar grote roze portemonnee vast, welke bij iedere uitgesproken zin richting de caissière naar voren wordt schudt.
‘Sorry,’ stamelt de caissière en kijkt naar de andere mensen in de supermarkt. Ze lijkt inmiddels van de schrik bekomen en heeft nu een blik in de ogen alsof ze het idee heeft dat de schreeuwende vrouw op haar achterhoofd is gevallen. Met een ‘Dan corrigeer ik dat meteen even voor u,’ probeert ze de boze vrouw te kalmeren. De boze vrouw is echter van mening dat het nu haar moment is om te schitteren en begint een monoloog over dat de klant koning is.
De andere klanten beginnen de situatie inmiddels een beetje vervelend te vinden. De oplossing is allang aangeboden en doorzagen over een onterecht afgerekend artikel heeft geen zin meer. Achter de boze mevrouw staat een brede, jonge man met een kaalgeschoren glimmend hoofd. Daarbovenop heeft hij zijn zonnebril geplant. Hij is inmiddels klaar met de boze mevrouw. Wanneer de boze vrouw met verheven stem doorgaat over de klant die nog altijd koning is, meld hij droog dat de koning zich niet als een viswijf moet gedragen.