Winterstop

Nederland is in rep en roer. De lock-down en avondklok ten spijt is bijna iedere Nederlander ineens in de ban van de winter. Oerkreten en mededelingen als ‘Sneeuw- en ijspret wordt ons deel!’ zijn niet van de lucht. Daarnaast zijn er de -in mijn ogen- overdreven voorbereidingen. Oproepen om vooral op tijd boodschappen in huis te halen, treinverkeer dat aangepast wordt, en hoewel het momenteel nog grauw en druilerig weer is, zit men ongeduldig te wachten tot de strenge vorstperiode aanbreekt. Misschien ook wel dat het juist door de lock-down en andere corona-restricties komt, maar alle aandacht is vooral gericht op het komende winterweer en die paar centimeter sneeuw.

Ik heb niet zoveel met de koude temperaturen en wat deze met zich meebrengen. Ik zeg altijd dat het woord nee niet voor niets in het woord sneeuw zit. Het is niet dat ik mij in huis opsluit voor een paar centimeter sneeuw, maar mij zal je niet zo snel buiten vinden wanneer het kwik van de thermometer onder de nul °C graden zakt. Zeker niet wanneer er tijdens de weervoorspelling over een ‘sneeuwstorm’ wordt gesproken. Ik haak af. Toegegeven; een hardlooprondje door de sneeuw heeft wel iets, bovendien ren ik ook zonder tegenzin door miezerige regenbuien. Mijn leven is gewoon aangenaam met de hardloopschoenen aan.

Na vandaag zal ik toch niet zo snel naar buiten gaan voor een hardlooprondje. Dit om reden dat ik de afgelopen weken, tot aan gistermiddag, op de normale manier mijn hardloopronden ben blijven lopen en daarmee is die blessure in mijn voet niet minder geworden. De pijn is nu zelfs intens, in plaats van andersom. Ik ben eigenwijs. Laat ik dat eens veranderen in wijs, ik heb er inmiddels de juiste leeftijd voor. Dus voorlopig even geen hardloopmomenten zolang er sneeuw ligt, hoezeer me dat ook tegenstaat. Gelukkig heb ik nog een paar boeken om deze vorstperiode te doorkomen.

Simon & Bart

Bart Dijkstra was in de vierde klas van de lagere school Simon’s vriend, ofschoon ze weinig gemeen hadden want Bart behoorde tot de vechters en Simon tot de rustige scholieren. Bart noemde hem altijd ‘slome’, en toch hadden ze een band. In de gymnastiekzaal moest Simon eens in de ringen een opdracht uitvoeren. Daar hij een zeer slechte gymnast was, mislukte het. Hij kwam ondersteboven te hangen, met één knie in een ring. Alle jongens lachten en de gymnastiekmeester ook. Maar Bart stond op, liep ernstig door de zaal en tilde Simon uit de ringen. Sindsdien was Bart dus Simon’s vriend.

Op zaterdagmiddag kwam Simon dan ook vrij geregeld bij Bart thuis. Hij had een voos dikke, altijd op jammerende toon sprekende moeder en verscheidene broertjes en zusjes. De familie woonde in een groot, oud huis met een achtertuin zonder planten of bloemen. Er lag alleen grind. Op de buitendeur stond ‘B.J. Dijkstra, beëdigd makelaar’. Toen Simon er de eerste keer, op een stralende zomermiddag aanbelde, deed de vader van Bart open. Hij was een zeer grote, atletische man, van top tot teen in het zwart gekleed en hij keek op Simon neer met een voorbarige verachting.

‘Wat mot je?’ vroeg hij.
‘Ik ben een vriend van Bart, meneer,’ zei Simon. Hij maakte een onduidelijk keelgeluid dat leek op het woordje ‘kom’, keerde hem de rug toe en liep het huis in.
Simon volgde hem op eerbiedige afstand. Bij de keuken gekomen, pakte hij twee pannedeksels, duwde ze hem in de handen en zei: ‘Ga maar naar de tuin, daar zijn ze.’ Hij sprak langzaam, hees en gevaarlijk. Simon liep de gang door en kwam in de tuin. De kleine kinderen waren daar bezig met pannedeksels in verschillende formaten een hevige herrie te maken. Alleen Bart had een echt instrument, zo’n kleine, zeshoekige trekharmonika, die in het circus wel eens door een clown wordt bespeeld. Maar hij kon er niks van. Hij trok het ding alleen maar uit en in, waardoor het een zeurderig geluid maakte. Terwijl Simon onthutst naar het luidruchtig schouwspel keek, hoorde hij roepen: ‘Hé, jij daar. Je moet óók slaan met die deksels.’
Het was de heer Dijkstra. Hij stond, groot en dreigend, op het plat van de eerste etage naar hen te kijken. Simon ramde de deksels meteen tegen elkaar. Pas toen hij naar binnen was gegaan vroeg hij aan Bart: ‘Waarom doen we dit?’

‘Het moet van m’n vader,’ antwoordde Bart, een beetje verlegen voor zijn stoere doen, ‘als ’t mooi weer is, tenminste. Want dan hebben zij daar de ramen open.’
Met de harmonika in zijn handen wees hij even naar een groot, aangrenzend gebouw. Het was een ziekenverpleging, waar oude, uitgeputte mensen in kamerjassen zaten bij open vensters, die echter al spoedig, één voor één door nijdig kijkende nonnen werden gesloten.
‘Mijn vader wil dat ze ons huis kopen voor hun uitbreiding,’ zei Bart, weer aan de harmonika trekkend. En hij legde Simon uit dat de georganiseerde herrie ten doel had de verkoop te bespoedigen. Het was een hard middel, maar het bleek doeltreffend. Toen ze in de vijfde klas zaten vertelde Bart aan Simon dat ze gingen verhuizen naar een moderne woning aan de rand van de stad. ‘Vader is blij,’ zei hij. ‘Ze hebben veel geld betaald.’
Simon kon zich niet voorstellen hoe vader Dijkstra er blij uit zou zien.

Toen Simon een volgende zaterdagmiddag aanbelde, werd de deur opengetrokken met een touw. De heer Dijkstra riep uit de verte: ‘Ben jij dat, Bart?’ maar hij schreeuwde terug dat het Simon was.
‘O, kom dan maar boven,’ hoorde hij daarna. Simon ging de trap op. In de kamers op de eerste etage stonden de grauw-groene kisten van de verhuizer al gepakt en kon je aan de plekken op het behang zien waar de schilderijen hadden gehangen. De heer Dijkstra bevond zich op het plat, met zijn jas aan en zijn sneehoed op, zwart weer, want hij had een voorkeur voor die kleur.
‘Bart is naar het nieuwe huis,’ zei hij. ‘Maar ik heb iets voor je.’
Terwijl Simon op het plat stond, ging hij het huis binnen. Even later riep hij: ‘Vang,’ en wierp hem de trekharmonika toe, die in de lucht een tjengelend geluid maakte.
‘Dat rotding hebben we in het nieuwe huis niet meer nodig,’ zei hij grimmig. Op dat moment kwam de oude poes Annet het plat oplopen, voorzichtig en sukkelachtig. De heer Dijkstra keek naar Annet en riep: ‘Jou wil ik daar óók niet meer zien, mormel.’
Hij greep het beest bij de achterpoten en sloeg het met zó’n enorme kracht tegen de blinde muur dat de schedel werd verbrijzeld. Daarop wierp hij het oude lichaam met een boog over de schutting in de tuin van het ziekenhuis. Met de harmonika lang afhangend in zijn rechterhand, staarde Simon verstard van ontzetting naar het kleine bloedvlekje op de blinde muur.

Licht aangepast uit ‘Vroeger kon je lachen’ – Simon Carmiggelt

Een Halfje

Ondanks een lichte, maar herstellende blessure in mijn voet speelde ik van de week met de gedachte om nog deze maand een halve marathon te lopen. Waarom ik die drang had om ruim eenentwintig kilometer te gaan lopen, is me onduidelijk. Ik heb nooit last van de drang om aan te geven dat ik nog wel in staat ben tot iets. Soit. Ik wilde het gewoon graag, en aangezien dit de laatste week van januari 2021 is, moest de afstand nog dit weekend gelopen worden. Via de site van afstandmeten.nl had ik een aardige route uitgestippeld, die me richting het zuiden van de gemeente Almere, tot aan het Kathedralenbos liet lopen, en weer terug.

Vanmorgen was het zover. Ik was al wakker voordat de wekker mij om zeven uur moest wekken en dacht nog even of het wel slim was om een halve marathon te lopen. Ik had er niet voor getraind en voor mijn innerlijke rust moet ik recent een rondje met een lengte die in de buurt van eenentwintig kilometer hebben gelopen. Dit was nog niet gebeurd. Een twaalftal kilometers was wat het meest dicht in de buurt van een halve marathon kwam. Met de gedachte dat wanneer ik niet meer kon hardlopen, ik de rest van de kilometers wel kon wandelen, besloot ik vanmorgen toch de uitgestippelde route te gaan doen.

Om kwart over zeven sloot ik de voordeur achter me en begon met hardlopen. Het was nog donker dus de hardloopverlichting was om beide bovenarmen geschoven. Zo was ik toch op de donkere plaatsen zichtbaar voor die paar mensen die op dit tijdstip al op zijn. Ik besloot rustig aan te doen, ik had tenslotte nog voldoende afstand te gaan. De eerste kilometers brachten me langs en door Stedenwijk van Almere, via het Weerwater naar Almere-Haven. De stevige, koude oostenwind gaf me voldoende uitdaging om na 10 kilometer een strak tempo aan te houden. De hardloop-app gaf me bij iedere gelopen kilometer door dat ik er gemiddeld 05:04 minuten overdeed.

Na twaalf kilometer te hebben gelopen kwam ik in de buurt van het Kathedralenbos. Dit was het meest zuidelijke dat ik in de gemeente Almere heb hardgelopen. Tijd om weer richting huis te lopen. Door het Overvaartbos en langs de golfclub begonnen de pijntjes zich hier en daar te melden. Een zeurderig gekweel van mijn onderrug en natuurlijk de blessure in mijn voet. Bij zeventien kilometer kwam ik bij de Tuibrug over de Hoge Vaart en was ik weer op bekend gebied. In een stabiel tempo liep ik door richting het kasteel van Almere. Nog een paar kilometer te gaan en dan kon ik in een rustig wandeltempo naar huis lopen. Maar dat geldt niet wanneer je in Almere hardloopt.

Zoals gebruikelijk zijn er altijd werkzaamheden en/of projecten in Almere gaande. Er gaat hier geen dag voorbij of er is een straat, weg of pad dat openligt. Omleidingen behoren hier in de gemeente tot een gebod. Zo ook deze zaterdagochtend. Hier is het normaal dat een tweetal bruggen over de Lange Wetering afgesloten en verwijderd zijn. Bij negentien kilometer zag ik dat de Fongersbrug was afgesloten. Niets vind ik zo ontmoedigend om terug te lopen tijdens het hardlopen. Teleurgesteld liep ik terug om langs de Waterlandseweg rechtstreeks naar huis te hardlopen. Ik had geen zin meer om door een stukje bos of langs een kasteel te racen.

Na tweeëntwintig kilometer, bij de Perenboomweg in Parkwijk vond ik dat ik klaar was met het hardlooprondje en besloot de laatste kilometer naar huis te wandelen. Een bruine retriever liep onverschillig voorbij en de eigenaresse vroeg me belangstellend of ik een mooie tijd had gelopen. Dit moest ik bevestigen, want gemiddeld had ik die 05:04 minuten per kilometer aangehouden. Ze knikte tevreden en vertelde me dat het er mooi weer voor was. Ik kon dit niet ontkennen en met een brede grijns liep ik verder naar huis.

Irritant

Licht geïrriteerd leest Barend de korte conversatie in de whatsappgroep van zijn collega’s. Het is hem niet onbekend dat hij door anderen soms als een boze blanke vijftiger wordt gezien, want door deze discussie is hij nu goed uit zijn humeur. Het haalt hem uit zijn concentratie en het gaat ook nergens over. Het is één van de redenen waarom hij de whatsappgroep dagelijks op ‘mute’ zet.

Collega I: ‘Mijn laptop loopt vast, ik kan nergens op drukken, want dan hoor ik zo’n geluid dat het niet kan. Ik neem even contact op met ie-tee, dus ik ben even afwezig.’
Collega II: ‘bloeingg?’
Collega I: ‘Zoiets, ja.’
Collega II: ‘Of beep? Bloeingg is irritant, ja.’
Collega I: ‘Nee, het was meer bloeingg.’
Collega II: ‘Dacht ik al.’

Barend kijkt van het scherm van zijn mobiel en werpt het op zijn bureau. Stelletje idioten, denkt hij en gaat door met zijn eigen werkzaamheden. De tijd van dat hij nog een brugklasser was, is voor Barend lang geleden. Het is zelfs zo lang geleden, dat de mensen die in dat jaar zijn geboren, nu inmiddels opa of oma kunnen zijn. Dat is heel erg lang geleden. Barend irriteert zich niet zozeer aan het gesprek van de collega’s, maar hij ergert zich er lichtelijk aan dat dit in een groepsapp gedeeld moet worden, en niet in een één-op-één-chat. Hij prijs zich gelukkig dat er niet andere collega’s meedoen aan het gesprek. Er zitten zo ongeveer vijfentwintig collega’s in deze groep.

Collega III: ‘Chiming sound is dat, geloof ik.’
Collega II: ‘Haha, inderdaad.’

Een Andere Kant

In een ver verleden, op 3 april 2010 om precies te zijn, een jaar voordat ik het idee had om mijn hardloopschoenen weer eens aan te trekken voor een zogenaamde reboot van mijn hardloop-carrière sinds een twintigtal jaren, schreef ik op mijn weblog het volgende: “Ergens diep, heel diep in mij, en ook nog eens heel goed verborgen, zit er best wel een sportief persoon in mij. Helaas is het zo dat het luie en schreeuwerig personage -met enig overgewicht- toch de overhand heeft. Futloos hangend op de bank en de enige beweging die ik er geniet zijn die van de vingertoppen die over mijn afstandsbediening gaan. Ergens is er een deel van mij die het heerlijk vindt om kilometers te hardlopen of een sportschool te bezoeken. Helaas komt dit personage niet al te vaak aan het woord. Zeg maar nooit.”

Het is nu geen geheim dat ik iets minder dan een jaar nadat ik bovenstaande opvatting heb gedeeld, ik heel langzaamaan de iets meer sportieve kant van mij naar voren liet komen. Ik moet toegeven dat mijn luie kant niet echt verdwenen is, want ik vind het ook heerlijk om op de bank te hangen met een goed boek in handen of een spannende film op televisie. Gelukkig blijk ik het talent te bezitten dat ik niet gemotiveerd hoef te worden om te gaan hardlopen. Een regenbui of een blessure houdt me niet tegen. In tegenstelling tot een bezoek aan de sportschool, dat ik als een hele onprettige onderneming ervaar. Ik trek mijn hardlooptenue aan, trek de deur achter me dicht, en gá.

Een hardlooprondje in betonstad Almere.

Een Dozijn Kilometer

Zaterdagochtend om kwart over acht. Het is nog schemerig en ik sta in mijn hardloopschoenen bij de voordeur. Op mijn smartphone activeer ik de hardloop-play-list op Spotify en open de hardloop-app van Nike. Ik activeer een run en de app telt af. In die paar seconden open ik de hardloop-app van Strava op mijn smartwatch en activeer hier ook een run voor deze ochtend. Mij werd laatst de vraag gesteld ‘Waar train je voor?’ Ik kon niet antwoorden dat ik nu train voor iets specifieks. Ik hou gewoon van hardlopen. Net als lekkereten. Hiermee train ik ook niet voor een persoonlijk record of een wedstrijd.

Momenteel zijn alle officiële hardlooprondjes afgelast of uitgesteld. Het trainen kan dan alleen voor de persoonlijke records zijn, die je voor je zelf vaststelt. Maar dit is bij mij niet het geval. Ik hou gewoon van hardlopen. Voor vandaag had ik gisteravond al een route uitgestippeld via afstandmeten.nl, waardoor ik deze ochtend een rondje van twaalf kilometer ga lopen, en omdat ik na bijna tien jaar de nabijgelegen omgeving wel ken, stippel ik een route af met plaatsen waar ik in de twintig jaar dat ik in Almere woon nog niet eerder ben geweest. Laat je verrassen, sla eens een andere weg in.

Inmiddels loop ik een paar kilometer langs het spoor in Almere richting het westen, en dan buig ik af een woonwijk in. Het komt natuurlijk door het koude en grijze weer, maar de buurt waar ik me nu bevind doet me achenebbisj aan. Het brengt met even terug naar de buurt waar het tweede kind van mijn ouders in de jaren tachtig woonden. Armoedig en kansloos. Gelukkig draag ik deze ochtend mijn snelle hardloopschoenen en ik ben dan ook binnen één kilometer alweer buiten deze woonwijk. Ik denk dat ik in de nabije toekomst hier niet zo snel meer zal hardlopen.

In de verte zie ik de hoge brug over de Hogering van Almere en ik weet dat ik over een paar minuten door een van de vele natuurgebieden van Almere loop. De hardloop-app geeft inmiddels aan dat ik vijf kilometer heb afgelegd en inmiddels is het gaan regenen. Ik heb nu eindelijk de stevige wind mee en ik voel nog steeds geen vermoeidheid. De komende kilometers gaan me makkelijk af en ik kom inmiddels weer op een stukje waar ik zelfs dit jaar al eerder ben geweest tijdens andere hardlooprondjes. Bekend gebied. Ik loop inmiddels routinematig naar huis toe. Het lekkere tempo is makkelijk vol te houden, en ik beëindig mijn rondje van twaalf kilometer na precies één uur (en acht seconden).

Volgens de Wet

Zo af en toe heb ik tijdens het hardlopen verwensing richting meneer Murphy. Hij is de man waarnaar een wet is vernoemd. De wet van Murphy, en deze luidt als volgt: ‘Alles wat fout kan gaan, zal fout gaan’. Zo is het -bijna- altijd dat wanneer ik net een kilometer heb gelopen en ik via mijn koptelefoon te horen moet krijgen hoe ik deze gemiddeld heb gelopen, er -bijna- altijd een auto met luide motor voorbijrijdt. Niets te horen over mijn voortgang. Het is ook geen uitzondering dat waar het wegdek op mijn route heel smal wordt, er juist net een groep mensen op de fiets voorbijkomt. Hierdoor moet ik mijn looptempo inhouden. Of juist versnellen. Ik verwens die Murphy van alles. Niet dat het iets uitmaakt. De man is al in 1990 overleden.

Daarbij heeft enig speurwerk op het internet mij geleerd, dat de situaties zoals hierboven beschreven niet zozeer iets met de wet van Murphy te maken hebben, maar gewoon met de wet van bedrog: ‘Als iets mis kan gaan, dan gaat het mis – op het slechtst denkbare moment’. Deze term is ooit voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse redacteur John Campell, en komt veel beter overeen met wat ik zo op mijn hardlooprondjes meemaak. Zo kan het kilometerslang heel rustig zijn op mijn hardlooproute, tot het moment dat ik een weg moet oversteken of op mijn route naar een ander pad moet afslaan. Dan is het ineens topdrukte met passerende auto’s waar normaal gesproken geen mens rijdt.

Het werkt overigens alleen maar negatief. Het is nooit zo dat wanneer ik een paar miljoen in de Staatsloterij win, er ook bekende Nederlanders in mijn voortuin staan om me te feliciteren met de gewonnen straatprijs in de Postcodeloterij. Dat geluk heeft niemand, want zo werken die wetten niet. Het werkt alleen als ze enige vorm van narigheid onder de aandacht komen brengen. Zo was ik heel blij met mijn nieuwe hardloopschoenen. Ik loop er heerlijk op. Maar wat denkt u? Nu, na twee hardlooprondjes van tien kilometer, heb ik last van een lichte ontsteking in mijn achillespees, die langzaam optrekt naar de zool van mijn linkervoet. Wederom een kleine speurtocht op het internet, leert mij de naam van de aandoening: Fasciitis plantaris.

Deze aandoening is pijnlijk, weet het internet mij te melden. Dit wist ik ook zonder het online op te zoeken. Verder betekent het dat ik weer eens rustig aan mag doen. Gelukkig geen complete rust (ik zou gek worden!), maar het aantal kilometers per hardlooprondje moet ik minderen en ondanks mijn nieuwe, snelle hardloopschoenen moet ik het toch vooral langzaamaan de hardlooprondjes lopen. Dus ik trek voorlopig even het andere, tweede paar hardloopschoenen aan deze komende dagen. Ik hoop dat voordat de corona-lock-down niet meer van toepassing is, deze blessure ook verleden tijd is. Tenzij één of andere wet van rampspoed mij het plezier komt vergallen.  

Quick, Quick Slow

Mijn bestelde hardloopschoenen zijn inmiddels een paar dagen geleden bezorgd. Het blijkt dat de online-hardloopschoenenverkoper mijn bestelling wel had klaargezet, maar PostNL vindt dat ze zelf heel goed kan beslissen welke pakketten wel, en welke pakketten niet verstuurd gaan worden. Ik heb geen zin om een achterliggende gedachte hierachter te zoeken. Ik haal wederom de schouders op. Ik heb er geen invloed op en eerlijk gezegd denk ik dat het best druk is bij de Nederlandse postbezorgers.

Iedereen is verplicht in lock-down en iedereen verveelt zich de rambam, en heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een echte online-klik-a-holic. Hele groepen mensen moeten klikken en kopen tot er een bevestiging in de mailbox arriveert, want dan hebben ze weer iets om naar uit te kijken. Het thuiszitten is zo ook maar een passieve bezigheid.

Nu ben ik eindelijk in het bezit van mijn nieuwe hardloopschatjes en ben daarom deze zaterdagochtend al vroeg, tijdens zonsopgang, de deur uitgegaan. Ik was benieuwd of deze ‘wedstrijdschoenen’ daadwerkelijk zo snel zijn als het beweerd wordt, en deze nieuwsgierigheid werd al na de eerste kilometers bevredigd. Waar ik normaal gemiddeld mijn eerste kilometers rond de 05:10 minuten loop, liep ik deze ochtend de eerste drie kilometers onder de 04:47 minuten. Zo snel ben ik echt járen geleden misschien nog van start gegaan met hardlopen!

Na die drie kilometer besefte ik toch dat dit tempo veel te hoog voor mij is. Mijn hoofd is dan wel jong van geest, maar mijn body is vierenvijftig jaar oud en ik had gewoon lichamelijk moeite met deze snelheid. Natuurlijk was de geest toch heel even sterker dan het vlees, en ben ik nog twee kilometer in het hoge tempo doorgegaan. Maar uiteindelijk moest ook de geest het opgeven. Het tempo werd minder en ik ben maar een beetje gaan sjokken. ‘Easy does it,’ zegt men in Engelstalige landen. Na zeven kilometers voelde ik me weer als vanouds en heb ik de rest van mijn hardlooprondje verder in een aangenaam tempo doorgezet, waardoor mijn gemiddelde uiteindelijk toch onder de 05:00 minuten is gebleven.

Bestelling

Op nieuwjaarsdag had ik een nieuw paar hardloopschoenen besteld. Dit kon even niet anders, want we zitten in een lock-down en dan moeten de niet essentiële winkels dicht blijven. Alsof hardlopen niet essentieel is. C’est ridicule! Nu kan ik gaan brulbloggen dat er geen logica in dit alles zit, aan het corona-aanpak-gebeuren, maar daar wordt niemand gelukkig van. Ikzelf helemaal niet, want om constant te moeten foeteren dat anderen het verkeerd zien, dan mis je heel veel plezier in je leven. Ik vind het te makkelijk om van afstand te roepen dat het anders moet. Dus haal ik mijn schouders op over het gegeven dat een sport- of kapperszaak dicht blijft, maar de snoepwinkel niet.

Maar ik schreef u over mijn nieuwe hardloopschoenen. Die heb ik dus nog niet. Door de lock-down en het hoog aantal aan online-aankopen is het heel druk. Gisteren, ruim een week nadat de onlineretailer mijn kostbare geld al heeft ontvangen, ontvang ik een e-mail: ‘Door de huidige covid-situatie en beperkingen bij onze logistieke partner PostNL is jouw bestelling helaas vertraagd. Onze welgemeende excuses hiervoor.’ Vervolgens komt er een stukje over de track & trace code, die niet meer werkt, en in dezelfde e-mail meldt men: ‘Deze track & trace code zal echter werken zodra we jouw pakket aan PostNL overhandigen.’

Maar bij wie ligt de fout? Uit de laatste zin maak ik er op uit dat mijn bestelling nog niet aan PostNL is aangeboden. Dus ligt de vertraging van mijn onlineretailer niet bij de logistieke partner, maar aan de eigen logistiek. Dan denk ik: Meld niet dat het artikel op voorraad is. Ik heb inmiddels het emailbericht beantwoord met de opmerking dat de levering van het artikel niet is vertraagd, maar dat het niet op voorraad is, en dat wanneer het niet aanstaande zaterdag is bezorgd, ik de aankoop annuleer. Ik heb bij andere onlinehardloopzaken gezien dat mijn te wensen hardloopschoenen op voorraad, en snel te verkrijgen zijn. Indien dat ook waar is, natuurlijk. Ja, het zijn onzekere tijden.

De gewenste hardloopschoenen.

Every Damn Mile

De stevige en koude noordoostelijke wind blijkt een coulante tegenstander te zijn. Ondanks de gure tegenwerking hoor ik via mijn hardloop-app dat ik in een gunstig tempo mijn eerste kilometer heb gelopen. Onder de vijf minuten. Netjes, al vind ik het zelf. Dit enthousiasmeert me om lekker door te stappen. Ik loop op het fietspad langs het spoor richting het Oosten en onderweg zie ik de mensen verkleumd op de fiets zitten, en zij hebben de wind mee. Een oma met kleinkind in de grote krat, voor op haar fiets, zingt heel relaxt, samen met haar kleinkind. Of misschien ook wel haar eigen kind. Sinds de Italiaanse vrouwenarts Severino Antinori heeft de baarmoeder in het algemeen geen houdbaarheidsdatum meer, en kunnen vrouwen zelfs na de overgang kinderen krijgen. Whatever makes you happy.

Ik laat (groot)moeder met kind achter me en loop verder tegen de strenge wind in. Na twee kilometer sla ik linksaf de woonwijk in. De hardloop-app geeft aan dat ik de tweede kilometer langzamer heb gelopen en ik zet een tandje bij, ondanks de wind me tegenwaait. Bij een plantsoen loopt een persoon met grote capuchon, inclusief een afschuwelijke bontrand, die het hoofd totaal verstopt. Totaal van de wereld, in een eigen wereld die ‘mobieltje’ heet. De hond van de persoon loopt aandacht zoekend in rondjes om de persoon heen. Er is geen aandacht voor het huisdier. Neem er dan ook geen, denk ik, wanneer ik de gecapuchoneerde persoon passeer. Het met opzet negeren van je huisdier staat voor mij gelijk aan dierenmishandeling.

Inmiddels bereik ik na drie kilometer het Sportpark. Een rondje om de atletiekbaan en dan langs de voetbalvelden naar de Hogering. Ondanks de lockdown is het druk op de weg. Iedereen zal wel een reden hebben om onderweg te zijn. Zelf zit ik tenslotte ook niet thuis. Met een kleine omweg loop ik weer de bewoonde wereld in. Het is hier rustiger dan op de autoweg. De mensen vinden het waarschijnlijk heel koud buiten. Ik heb er geen last van, na vijf kilometer zweet ik zowat uit mijn dikke hardlooptights. Nog even, bijna thuis. Op een wandelpad bij de Jumbo loopt een vader samen met zijn kind. De peuter wil de riem van de hond zelf vasthouden en ik mag een hindernisloop doen. Kinderen die niet zindelijk zijn behoren helemaal niets zelf te willen, denk ik, en ik spring vlot over de hond en de riem. Ik loop in mijn eigen tempo door. Vader en kind hebben me niet voorbij zien gaan.

9.01 kilometer, 0:45:24, 1.019 kcal, 5:02 minuten per kilometer.

Nieuw

Een nieuw jaar. Driehondervijfenzestig dagen aan nieuwe mogelijkheden en kansen. Blah, blah, blah. Ik kan hier een heel relaas schrijven over de ‘goede voornemens’ voor het nieuwe jaar, maar eigenlijk moet je de dingen doen wanneer ze je ingegeven worden, en als je er echt zin in hebt. Ik heb helemaal niets voorgenomen dat ik met ingang van het nieuwe jaar zal veranderen. Ik heb geen nieuwjaar nodig om te beslissen dat ik een paar kilo’s kwijt mag raken. Ik heb de buik van een man van vierenvijftig jaar oud, en laat ik nu precies die leeftijd hebben. Misschien dat ik onder de titel ‘Inzicht & Erkenning’ moet toegeven dat ik wel minder spekbuikvet mag meedragen.

Sinds een half jaar zie ik op de foto’s die ik tijdens -of meestal na- mijn hardlooprondjes maak, dat mijn buik zich van binnenuit tegen de hardloopshirts aandringt. Dit ‘spektakel’ probeer is tactisch te maskeren met een tekst. Voor een voorbeeld van deze sociale ontkennnig, zie hier of hier. Moet ik dan toch op dieet gaan? Nee, ik denk het niet. Ik doe niet alleen aan hardlopen omdat ik het leuk vind, ik doe het ook omdat ik van eten hou. Misschien moet ik vaker gaan hardlopen en dan ook voor een langere afstand, maar misschien moet ik gewoon helemaal niets ondernemen en genieten van het leven.

Op de eerste dag van het jaar heb ik dan ook genoten van mij aanschaf van nieuwe hardloopschoenen. Ik ben enthousiast over mijn huidige harloopschoenen, maar de zolen slijten buitengewoon snel. Ik weet het; het zijn trailschoenen, dus niet geschikt voor veel hardlooprondjes op het asfalt of misschien ligt het aan mijn loopstijl, en sleep ik te veel met mijn hakken over de wegen. Wellicht is het een idee dat ik twee paar hardloopschoenen (ik heb nog een paar nieuwe trail-hardloopscoenen in de doos liggen) tegen elkaar wegloop, in plaats van dat ik steeds één paar kapotloop tot ik nieuwe schoenen moet aanschaffen.

Een kleine zoektocht op het internet leert mij dat meer dan één paar hardloopschoenen te gebruiken beter tegen blessures is. Zo worden de pezen iedere keer iets anders belast en daardoor neemt de kans op blessures af. Een website meldt: ‘Wissel daarom standaard trainingsschoenen met een lichter paar voor wedstrijden of snelheidstrainingen. Of kies voor de extra bescherming die trailschoenen je bieden.’ Het kan natuurlijk een verkooppraatje zijn, maar who cares? Ik word blij van nieuwe hardloopschoenen.

Na één maand hardlopen.

Wens

Op dinsdag 28 januari 2020 stuurde ik een nieuwsbericht van een nieuwssite naar een paar collega’s op het werk met de geinig bedoelde toegevoegde opmerking: Is dit het begin van het einde? 🙂

“In Duitsland is vastgesteld dat het coronavirus voor het eerst van mens op mens is overgedragen in Europa. De man in kwestie werd besmet door een vrouwelijke collega die vanuit China was gereisd, zo is dinsdag tijdens een persconferentie bevestigd.
De 33-jarige man maakt het goed en bevindt zich op een isolatieafdeling in een kliniek.
Er waren al vermoedens dat hij het virus via zijn collega had opgelopen, en dat is nu dus officieel het geval. De vrouw is, voordat ze ziek werd, al teruggereisd naar China. Daar heeft ze medische hulp gezocht.
De autoriteiten onderzoeken nu met wie de man en de vrouw allemaal contact hebben gehad, om te achterhalen of het virus zich via hen verder heeft verspreid.
Tientallen mensen zijn inmiddels overleden aan het virus. Het gaat hierbij om mensen die al onderliggende medische problemen hadden. De wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een spoedberaad met autoriteiten in Peking aangekondigd en gaat bespreken hoe het virus onder controle gehouden kan worden.”

Ik dacht toen nog grappig te zijn en was niet bewust van de profetie die ik zojuist had uitgesproken. Nog geen twee maanden na bovenstaande nieuwsbericht leek de wereld op slot te gaan. Een geplande citytrip naar Berlijn ging een week voor vertrek toch niet door en op het werk werd het idee geopperd om in roosters te gaan werken. Eén deel van het team in de oneven weken thuis werken en het andere deel in die andere weken. Dit idee heeft een halve week gewerkt, want al snel werd besloten dat iedereen moest gaan thuiswerken. Het thuiswerken doe ik, met enkele korte onderbrekingen, nog steeds. De tweede lockdown is al twee weken bezig en duurt nog een paar weken.

Ik ben me er van bewust dat ik geen toekomstvoorspeller ben. De profetische opmerking naar mijn collega’s heeft niets met waarzeggen te maken, maar mocht het zo zijn dat mijn uitspraken bevestigend kunnen zijn, dan wens ik iedereen hier een fantastisch nieuwjaar toe!

Kerstmis 2020

Kerstmis zal niet meer zijn zoals ik het kende als vroeger, of als een paar jaar geleden. Familieleden die twee jaar geleden nog aan de grote, gezellig kerstversierde eettafel zaten, zijn er niet bij. Ze vieren Kerstmis met anderen op een manier die je alleen weet wanneer je het tijdelijke met het eeuwige hebt verwisseld. Onze moeder, die in een verzorgingshuis woont, wordt deze Kerstmis geadviseerd door het hoge besmettingsgevaar door Corona, haar woonruimte niet te verlaten. Volgend jaar april wordt onze moeder negentig jaar. Wanneer ze de volgende Kerstmis er bij kan zijn, dan is dat een zegen.

Dan ben ik even verdrietig, maar niet voor lang. Verdriet mag een leven niet beheersen. Dan denk ik aan vrolijke momenten of zit ik te mijmeren en vooral te fantaseren over het stiekem samenvieren van Kerstmis. Dan heb ik het idee dat ik, samen met de familie, op een plan zit te broeden om het toch voor elkaar te krijgen dat we met Kerstmis wel met zijn allen bij elkaar kunnen zijn. Maar hoe krijg je zoiets voor elkaar?

Kerstochtend. Het is vroeg en buiten is het nog donker. De wind waait flink vanuit het zuid-oosten. Het verzorgingshuis van mijn moeder is in Den Helder, een paar honderd meter onder de dijk. Daar waar je als toerist de laatste bocht naar rechts neemt om de boot naar het eiland Texel te nemen, zie je links het verzorgingshuis waar mijn moeder woont. De hard wind slaat de de koude regen ons horizontaal in het gezicht. Je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken. We staan met zijn drieën op het binnenplaatsje, achter het verzorgingshuis. Edo en Dennis staan klaar met de auto, die een straat verderop met draaiende motor staat te wachten. We zijn van plan om mijn moeder stiekem vanuit haar appartement mee te nemen, te ontvoeren.

‘Weet je zeker dat mijn moeder de deuren van het appartement van het slot heeft gehaald?’ vraagt mijn neef Martijn aan mij.
‘Zeker weten doe ik het niet, maar laten we ervan uitgaan dat het zo is,’ fluister ik terug.
‘Wat zeg je?’ roept hij terug. De harde wind heeft me onverstaanbaar gemaakt.
‘Dat we het niet zeker weten,’ zegt zijn broer Rick.
‘Wat weten we niet zeker?’ vraagt Martijn.
Rick en ik kijken elkaar even aan. ‘Niets,’ antwoord ik nu luider en loop snel, met een kromme rug naar het appartement van mijn moeder. Zo ben ik minder snel te zien. Dat hoop ik.

Ik voel aan de glazen deur en deze opent verrassend licht naar buiten. Het is nog even een gepuzzel op de opening in de vitrage te vinden, maar uiteindelijk staan we alle drie in het appartement van mijn moeder, hun oma. Gelukkig is mijn moeder bijna doof en slaapt ze zonder gehoorapparaat. Ik loop naar de slaapkamer van mijn moeder. Mijn moeder is al wakker en is verrast mij te zien.
‘Hoi knul, heb je een vrije dag vandaag?’ vraagt ze me.
‘Ja,’ lach ik haar toe. ‘We nemen je mee voor een gezellig dagje met de familie.’
‘Gezellig,’ zucht ze en maakt aanstalten om op te staan. Ik zeg haar dat ze in de rolstoel kan gaan zitten en haar twee kleinzoons Rick en Martijn de rolstoel de slaapkamer in rollen.
‘Ah, jongens,’ zegt ze verrast. ‘Hebben jullie een vrije dag vandaag?’
‘Ja oma, het is Kerstmis,’ zegt mijn neef.
‘Ach ja,’ zegt ze zacht. Ik zie de droefenis in haar gezicht. Ze vindt het niet leuk dat ze Kerstmis is vergeten.

Ik neem de alarmketting van haar nek en leg deze op het nachtkastje. Het is niet nodig dat deze per ongeluk alarmslaat. Ik help haar in haar beste kleding die mijn zus de avond ervoor al heeft klaargelegd en al rap zit mijn moeder, diep in haar jas gestoken, in haar rolstoel. We openen de deur naar het binnenplaatsje. De vitrage waait in lange slierten naar buiten. De beide broers rollen mijn moeder naar buiten en ik probeer de lange gordijnen naar binnen te proppen om de deur weer dicht te krijgen. Het is een kleine stoeipartij, maar het lukt me springend en met de armen zwaaiend de lappen stof binnen te krijgen en wanneer ik de deur dicht doe, opent de deur aan de andere kant van het appartement. Ik zie het silhouet van de verzorgster in de deuropening.

‘Wat krijgen we nou!?’ schreeuwt de verzorgster luid en verrast vanachter de glazen deur.
‘Rennen!’ roep ik en draai me om. De anderen zijn al een stuk verder. Met mijn moeder in de rolstoel rennen ze naar de Keizersgracht waar op het parkeerterrein neef Dennis en Edo klaar staan. Mijn moeder houdt zich stevig vast en wanneer ik haar en mijn neven bijna heb ingehaald hoor ik mijn moeder lachen. Van de zenuwen, denk ik. Net als ik. Ik gier het uit en schreeuw van frustratie wanneer achter alle ramen van het verzorgingshuis de lichten aan gaan.
‘Halt! Staan blijven!’ roept een personeelslid. Ik hoor meerdere stemmen van het personeel naar ons roepen.
‘Mooi niet!’ roep ik terug. Ik durf niet om te kijken om te zien hoeveel mensen er achter ons aan rennen.

Verderop, op het parkeerterrein, zie ik dat neef Dennis de achterdeuren van het busje al heeft geopend en met een strak gechoreografeerde manoeuvre wordt mijn moeder door haar drie kleinzoons in het busje gereden. De deuren worden snel gesloten. Alleen de deur bij de bijrijdersstoel staat nog op een kier.
Ik hoor dat Edo gas geeft, en wanneer de wagen langzaam achteruit rijdt, trek ik de deur verder op en spring in het busje.
‘Go! Go! Go!’ roep ik, en ik krijg bijval van de drie broers. De wagen wordt gevuld door onze enthousiaste aanmoedigingen. Edo gebaart, zoals altijd, dat we rustig moeten doen.
Wanneer we in het busje wegrijden zie ik in de zijspiegel dat het personeel van het verzorgingshuis de achtervolging heeft gestaakt. Eindelijk kan ik rustig ademhalen.

Op onze geheime locatie komen we allemaal, één familie, bij elkaar. Mijn moeder is blij haar kinderen en kleinkinderen te zien. Tijdens een speciaal kerstontbijt vertelt iedereen zijn eigen versie van de ‘ontvoering’ op deze kerstochtend en mijn moeder smult van het ontbijt. Ze eet niet veel, maar ze geniet wel.
Mijn zus Yvonne vraagt of onze moeder het naar het zin heeft.
‘Jazeker,’ verzucht mijn moeder met een glimlach. ‘Heel gezellig allemaal, maar toch zit ik liever thuis bij de andere dames. Volgens mij hebben we deze ochtend kerstontbijt.’

Woke

Het jaar 2020 is bijna voorbij. Daarvoor hoef ik niet op de kalender of in mijn agenda te kijken, want ik krijg al een tijdje constant e-mails en pop-upberichten via mijn telefoon met diverse, schreeuwende overzichten van het afgelopen jaar. Hoe dan? denk ik dan, want we moeten nog anderhalve week voordat het jaar is afgelopen, en in die anderhalve week kan er nog van alles gebeuren. Zo ben ik nog lang niet klaar met de nog te lopen hardlooprondjes, bijvoorbeeld.

Bovendien ben ik van mening dat we, mede door een landelijke lockdown die tot 19 januari 2021 duurt, dit jaar niet zoals de voorgaande jaren kunnen afsluiten. We zitten nog midden in de corona-shit die we al sinds afgelopen maart mogen beleven. Mogelijk tot ver in het nieuwe jaar leven we het ‘nieuwe normaal’. Wat natuurlijk helemaal niet normaal is. Ik ben geen viroloog, en pretendeer er ook niet een te zijn, maar tot meer dan de helft van de (wereld)bevolking gevaccineerd is, is het leven beperkt. En dat zal nog wel standhouden. 

Het idee en de hoop dat we er samen iets beter van kunnen maken, heb ik nog wel. Maar er zijn landgenoten die er alles aan willen doen om dat idee niet te laten slagen. Die lopen bewust met een naakt gezicht tussen de anderen, zonder rekening te houden met een anderhalvemetersamenleving. Deze groep denkt heel woke* te zijn, maar voor mij zijn het achterlijke debielen, die in iedere andersdenkende een tegenstander zien en bij ieder voorstel of uitleg in deze altijd tegen zijn. Positiviteit en compromissen zijn hen vreemd. Het lijkt me toch heerlijk om zo te leven; altijd ongelukkig en ontevreden. Ik hoef niet woke te zijn. Ik ben graag alert. Ik denk er meer gelukkig door te zijn.

*wakker zijn ten aanzien van de maatschappij. 

Tijdreizen

De mondkapjesplicht die nu van kracht is doet iets met de mensen. Er zijn veel mensen die braaf het mondkapje dragen en een groep die het mondkapje als een muilkorf zien. ‘Schijnveiligheid!’ roepen ze tegen wie het maar wil horen. Vaak tegen elkaar, maar vooral in de stilte van een toetsenbord. Heel veel mensen dragen een mondkapje, maar zonder erbij na te denken. Die dragen het als accessoire. Onder de kin. Van enkelen vermoed ik dat ze hiermee een flinke onderkin maskeren, maar doen dan alsof het onderkin-camouflage-kapje de latest fashion is. Liever kom ik deze rebellen niet tegen en blijf ik met genoegen thuis, maar soms moet je er even uit.

Zo staat er bij de slager in Almere-Stad een mevrouw op corona-verantwoorde afstand naast me. Niets bijzonders, want dat gebeurt wel vaker in een winkel. Er was niets bijzonders aan deze mevrouw. Dit zeg ik niet om onaardig te zijn, maar ze zag er alledaags uit, met haar niet-medisch mondkapje. Wat haar wel opmerkelijk maakte was haar parfum. Ik weet niet welk merk het was, maar de geur bracht me terug naar de basisschool van jaren geleden. Het was hetzelfde luchtje dat mijn lerares, juffrouw Kapitein, uit de eerste klas (groep drie) droeg. Een niet onwelriekende parfum, een beetje weeïg en herkenbaar genoeg om me weer terug te brengen naar de Torpschool in Den Helder van de vorige eeuw.

Een professor waarvan de naam me nu is ontschoten, alsmede de expertise waarin hij deskundig was, heeft het ooit een heel mooi gezegd: ‘Ruiken is tot op de dag van vandaag de enige manier om te kunnen tijdreizen. Wanneer een specifieke geur je neus bereikt kan je ineens een ervaring of een moment herbeleven, alsof je in de tijd terug bent gegaan.’ Men beweert dat deze geurervaring sterker werkt dan beelden op foto of film kunnen zijn.

Op mijn werk in Nieuwegein, jaren geleden, was in het gebouw een trappenhuis waar dagelijks een andere geur aanwezig was. Dan heb ik het niet over etensluchten, maar echte flashbacks naar de momenten van weleer. Zo werd ik op een dag in het trappenhuis teruggebracht naar de kleuterschool, waar het toilet vroeger een aanhoudend vochtprobleem had. Op een andere dag hing er een lucht die me katapulteerde naar het oude verenigingsgebouw van de scoutingvereniging ‘Jutters Willemsoord’ in mijn oude woonwijk De Schooten. Als tienjarige jongen heb ik daar fantastische herinneringen opgedaan. Het oude gebouw had een specifieke, oude geur. Een combinatie van verweerd hout en een ouderwetse linoleumvloer.

Het is toch interessant dat je naar aanleiding van het ruiken van een geuren terug kunt gaan naar een moment eerder in je leven. Het heeft iets bijzonders en is voor mij totaal anders dan het opnieuw bekijken van oude beelden. Deze helpen je de dingen herinneren, maar een geur laat je het moment herbeleven. Soms verlang ik nog wel eens naar dat oude trappenhuis in Nieuwegein dat me vaak liet tijdreizen.