Blue

Ik heb een beetje last van de laatste-week-van-januari-depressie. Het valt me de laatste jaren op dat deze laatste week van januari niet goed combineert met mijn geestelijke gemoedstoestand. Ik ben niet echt down of depressief, maar ik vind veelal alles stompzinnig, niet leuk en ook niet de moeite waard van mijn aandacht. Wanneer er me iets tegenzit, ontstaat er in mijn hoofd een dramatische happening (dreinend en aanstellerig). Daarbij komt dit jaar er ook nog bij dat ik al ruim drie weken niet heb kunnen hardlopen. Mijn rug werkt niet mee. Nu vind ik het heel zielig voor mezelf dat ik zo’n negen keer mijn hardloopschoenen niet heb kunnen aantrekken. Normaal denk ik: kop op, het komt wel goed! Vandaag voel ik me innerlijk als een kind, liggend op de grond met gebalde vuisten, te schreeuwen naar niemand die het zal horen.

Het is een voordeel dat deze bijzonder geestesgesteldheid van mij maar een weekje duurt. En dat soms niet eens. Halverwege de week zie ik ‘Het Weekend’ aan de horizon van de werkweek gloren, en veeg ik de imaginaire tranen uit mijn ogen. Grote kans dat ik op woensdagavond alweer stilletjes zit te neuriën. Tot die tijd loop ik te jammeren, erger ik me wezenloos aan alles en irriteert me alles wat er maar even tegenzit. Het is de donkere kant van mij die gelukkig alleen die paar dagen in de laatste week van januari van zich laat horen. Laat me nog maar even doorbijten.

Stilliggen

We zijn nog geen week in het nieuwe jaar en het is al dag drie van platliggen en een klein beetje lopen. Een nieuw jaar, een nieuwe ‘ik’. Toch liever niet op deze manier. Nog steeds veel last van pijn in de rug. Ik kan zeggen te weten hoe Denzel Washington zich als Lincoln Rhyme moet voelen in The Bone Collector, waarin hij een personage speelt die aan het bed gekluisterd is, maar dat is niet realistisch van mij. Het personage Rhyme was vanaf de nek verlamd, en dat ben ik niet. Dat is me dan toch te dramatisch. Het is alsof je verklaart te weten hoe Anne Frank zich achter de boekenkast heeft moeten voelen, omdat je een dagboek bijhoudt.

Helaas kan ik niet melden dat het al iets beter met me gaat. Ik verwachtte het wel, vanmorgen, na het douchen, maar bij het afdrogen schoot het me weer in de rug. Helse pijn en duivels gevloek. Met moeite mezelf  naar bed gebracht (strompelend) en rustig gaan liggen tot de pijn lichtelijk verdween. Wederom een dag van liggen en af en toe een wandeling. Ik wordt er een beetje moedeloos van.

Vanavond na het eten dacht ik me iets beter te voelen en ik besloot een laatste wandeling van deze dag te lopen. Echter, mijn rug dacht daar anders over en gaf dit wederom aan met een heftige, aanhoudende pijn. Ik heb het opgegeven. Ik ben naar bed gegaan. Hier lig ik nu nog en zal dit tot morgenochtend blijven doen. Misschien dat het dan iets beter gaat!

Rugpijn

Het jaar 2022 is nog maar twee dagen oud en ik heb nu al een dieptepunt bereikt: Ik lig vandaag al uren op bed met een enorme rugpijn. Ik had al een paar weken last van een zeurderig pijntje, onder in mijn rug, maar ik kon normaal blijven doen. Zoals hardlopen.

Vanmorgen wilde ik weer gaan hardlopen en bij het aantrekken van mijn rechtersok, zittend op mijn bedrand, schoot de pijn door mijn pijngrens-barrière. Jammerlijk stootte ik wat pijnkreten uit en besloot even naar de badkamer te lopen. In de hoop dat ik de pijn eruit kon lopen.

Voorzichtig liep ik naar badkamer, maar zeer waarschijnlijk niet voorzichtig genoeg. Bij een volgende stap in de badkamer, over een handdoek, kreeg ik wederom een pijnscheut onder in mijn rug, waarmee ik bijna zelf in elkaar zakte. Ik kon me nog half staande houden, met beide handen rustend op de badrand.

‘Hardlopen gaat het niet worden,’ zei ik binnensmonds en ben toen weer langzaamaan, voorzichtig op mijn bed gaan liggen. Met een naproxen in mijn lijf heb ik bijna een uur plat op mijn rug gelegen. Tot ik genoeg had van het stilliggen. Voorzichtig ben ik uit bed gekomen en heb ik me toen verder aangekleed om naar buiten gegaan voor een korte wandeling.

Dit ging goed en het was fijn. Met iedere stap leek de pijn minder te worden. Heerlijk. Ik hen een kwartiertje gewandeld en ben vervolgens op het logeerbed gaan liggen. Dit bed heeft een verstelbare bodem, waarmee ik met de benen hoger lig. Heel fijn tegen de pijn. Hier lig ik nu nog. Straks wil ik wederom een wandeling maken, en ik hoop dan zonder pijnstillers weer rustig te liggen. Morgen kijk ik wel verder.

Mijn uitzicht.

Verrassing

Nog een paar dagen te gaan en dan is het jaar voorbij. 2021 begon hier in een lockdown en het eindigt in een lockdown, en in die tussenliggende tijd hebben we twaalf maanden lang geprobeerd er het beste van te maken. Met de altijd aanwezige hoogte- en dieptepunten. Maar nu heb ik geen zin om mijn persoonlijke ervaringen van het afgelopen jaar te delen, daarom vertel je ik over een herinnering van ongeveer vijfendertig jaar geleden, welke ik nooit eerder heb gedeeld.

Achttien jaar was ik. Misschien iets ouder, toen ik langzaamaan tegen mezelf wilde toegeven dat ik me meer tot mannen voelde aangetrokken dan tot vrouwen. Ik kon, en kan, gezellig met vrouwen omgaan, maar seksuele escapades zijn hierin niet van toepassing. Dus wanneer je op deze jonge leeftijd van achttien jaar last krijgt van herhaalde seksuele kriebels ga je uiteindelijk toch op onderzoek uit. Toen destijds, halverwege de jaren tachtig waren er geen dating-apps te downloaden om aan je gerief te komen. Je was toegewezen op ontmoetingsplaatsen en contactadvertenties, en aangezien ik niet zomaar ergens in een park wilde wachten, was de keuze rap gemaakt.

In een verre wijk, aan de andere kant van de stad, kocht ik in een winkeltje een tijdschrift voor homoseksuelen en vond hierin een vriendelijke contactadvertentie van een stoere man uit dezelfde woonplaats. Deze was op zoek naar wat speelse momenten met andere stoere mannen. Maar niet te oud stond erbij vermeld. Dit was een match, vond ik. Ik zag mezelf als een stoere man en ik was zeker niet te oud. Ik besloot te schrijven en hierna volgde een korte correspondentie om tot een ontmoeting te komen. Dit ging gebeuren op een locatie, waar mijn match werkzaam was, buiten de gangbare openingstijden. Ik was zenuwachtig voor de ontmoeting, maar ook om de man die ik ging ontmoeten.

Het is me nu niet meer bekend op welke dag of op welk tijdstip het was. Wel dat ik op mijn fiets naar de locatie in de binnenstad ging en dat ik met trillende handen mijn fiets bij de locatie tegen een boom neerzette. Vanuit mijn ooghoeken scande ik de omgeving. Hopend niet bekenden tegen te komen. In het gebouw was het vanzelfsprekend rustig en ik kon doorlopen naar een vertrek achter in de grote zaal. Daarachter, op een stoel, zat de mannelijke man. Ik zag eerst alleen het kruintje van zijn hoofd boven het raam uitsteken en naarmate ik dichterbij kwam kreeg ik meer te zien.

Mijn date stond op om me te begroeten. Het was duidelijk dat hij me niet herkende, maar ik herkende hem wel. Deze stoere man was de vader van een buurjongen bij mij in de straat. De man was mijn overbuurman. Ik weet niet meer wat er woordelijk is besproken, maar ik heb daar meteen aangegeven hier niet mee door te willen gaan. Ik vertelde hem dat hij bij mij in de straat woonde en om duidelijk te zijn, zei ik dat hij de vader van ___ was. De teleurstelling was op zijn gezicht te zien en hij mompelde iets binnensmonds. Ik weet niet wat hij zei en nog voordat hij meer kon zeggen had ik me al omgedraaid en liep ik naar de deur. Waar ik zonet nog gespannen naar binnen kwam binnenlopen, liep ik nu ontgoocheld naar buiten. Een ervaring en een deceptie rijker.   

Happy Wishes!

Ingesproken

Ik ben nu inmiddels vijfenvijftig jaar oud. Sinds vorige week zondag. Dat doen verjaardagen met je; je wordt er ouder van. Het heeft zo z’n voor- en nadelen dat het ouder worden. Aan de ene kant wil je niet echt oud zijn, maar aan de andere kant maak je, je niet meer zo druk om andere, onnozele dingen.

Zo vind ik het ook niet meer belangrijk om mijn mening te delen. Over de lock-down, die sinds vandaag is ingegaan. Je kan er boos om worden en je kan het gelaten negeren. Maar in principe doet het er niet toe wat jouw mening is over de lock-down of over COVID 19. Of over vaccinaties, het openbaar vervoer of het beste wasmiddel voor de witte was. Totaal niet belangrijk.

Zoveel mensen met een mening, en de mening is als een kont. Iedereen heeft er een. Dus het spuien van mijn mening voel ik als overbodig geworden. Ik ga door met mijn leven. Tenminste, dat is wel de bedoeling. 

Ik moet hier overigens wel even melden dit stukje niet wordt geschreven met een toetsenbord, maar dat het wordt ingesproken via mijn mobiel, omdat het mij handig lijkt om ook wanneer ik niet bij de computer ben een stukje te kunnen ‘schrijven’. Ik ben ook heel benieuwd hoe de tekst eruit komt te zien wanneer ik klaar ben met het inspreken van deze teksten. Ook als ouwe *** moet je met je tijd meegaan, vind ik. 

Ik moet dus nog ontdekken hoe dit het beste werkt, en of het wat voor mij werkt. Het is namelijk zo dat ik niet veel zin heb om ‘s-avonds nog achter de computer te gaan zitten om een stukje te gaan tikken, omdat ik al de hele dag achter de computer zit thuis te werken. Maar wellicht helpt het wanneer er in gedachten, tijdens het hardlopen, mij iets te binnen schiet en dat ik het dan kan inspreken en dat ik hiermee weer iets vaker een tekst, of een stukje tekst kan plaatsen.

We zullen het meemaken. Ik ga nu kijken om te zien hoe ik dit zo het beste moet uitwerken. Misschien gaat het zo goed, dat ik dit stukje kan eindigen met: Tot morgen…

Wrapped

The month of December is only a few days old and I am already getting overviews of the year that 2021 was. Spotify wrote me this weekend that The Supremes were the artists I listened to the most this year.
Whoa, Spotify, go easy on me! I can listen to ABBA, or Jim Croce for days this December. Give me a moment to sit out the year, thank you very much. Life goes so damn fast. But there is no escape. It’s not just Spotify. The annual reviews flood our online time lines, our news reports and even our daily lives. They’re almost suffocating. Everything reminds us of the past twelve, or rather eleven, months (the year has not yet ended).

It will be a while before I blog an overview of the past year. If I start telling you now how many runs I will have done in 2021, I will have done less than 140. I really want to get close to 150 this year. So a few more weeks, and runs, to go! We keep in touch. 😉

Wens

Wanneer je een vallende ster ziet, of wanneer er een lieveheersbeestje op je landt en ook wanneer je de kaarsen op jouw verjaardagstaart uitblaast, mag je een wens doen. Dan mag je het verlangen naar iets bekendmaken. Volgens traditie mag je dit trouwens alleen in gedachten verkondigen. Dus ook wanneer je een muntje in een wensput gooit mag je een wens doen. Maar spreek ‘m niet hardop uit, anders komt de wens niet uit. Er zullen nog wel veel meer redenen zijn om het verlangen naar iets even onder de geestelijke aandacht te brengen. Ik hoorde laatst dat het ook mag bij het wegblazen van een oogwimpertje of bij het wegblazen van paardebloempluizen. Ik ben geen wensexpert, maar het zal wel zo zijn.

Er bestaan veel verhalen waarin het doen van wensen centraal staat. Vaak mag men één, drie of zelfs meer wensen doen, maar daar hebben de wensen wel onvoorziene effecten, of worden ze met een andere, soms letterlijke, interpretatie vervuld (de mop van de man die een piemel tot aan zijn knieën wilde, kreeg kortere benen). Een andere variatie is het duivelspact, waarbij iemand zijn ziel aan de duivel verkoopt of dat de duivel eerst schijnbaar voor niets een wens vervult, maar dat er toch een addertje onder het gras zit. De boodschap is: Wees voorzichtig met wat je wenst, want voor je het weet komt deze uit.

Bezwaarrecht

De afgelopen jaren had ik een abonnement op een tijdschrift, welke me wekelijks door de brievenbus werd aangeboden. Nadat ik iedere week het tijdschrift had doorgebladerd ging het op een stapel om op een later tijdstip aan familieleden doorgegeven te worden. Totdat ik een jaar geleden niet meer de moeite nam om het tijdschrift uit de plastic verpakking te halen en deze ongelezen op een stapeltje gooide. Ik begon me af te vragen waarom ik het abonnement nog aanhield. Na enkele maanden begon ik serieus af te vragen waarom ik niet had opgezegd.

Uiteindelijk besloot ik dan in het voorjaar om via de website opzeggen.nl om het abonnement te beëindigen. Vanzelfsprekend werd ik enkele weken daarna telefonisch benaderd over het waarom ik mijn abonnement wilde eindigen. Ik heb netjes gemeld dat ik het tijdschrift niet meer inkeek en dat dit voor mij voldoende reden was om niet langer het tijdschrift te willen ontvangen. De mevrouw aan de andere kant van de telefoonlijn had ik hier begrip voor. Voorzichtig vertelde ze me dat ik nog wel mijn abonnement tot begin september 2021 moest uitzingen, maar dat vond ik niet erg.

Vanaf september bleef het op de donderdagen rustig in mijn brievenbus. In tegenstelling tot mijn mailbox en voicemail. Ik kreeg nu steeds herinneringen over vooral zeer mooie aanbiedingen om vooral mijn eerder opgezegde abonnement toch te herstarten. In het begin dacht ik deze herinneringen nog te kunnen negeren, maar uiteindelijk werd ik voor mijn gevoel meer dan eens in de week herinnerd om vooral een nieuw abonnement af te sluiten. Alsof men dacht dat ik voor een nieuw abonnement ging, omdat ik zo hinderlijk achtervolgd werd.

Uiteindelijk werd ik de afgelopen maand gebeld en ge-e-maild met een frequentie die veel hoger lag dan het wekelijks aanbieden van het tijdschrift tijdens mij abonnement. Waar mijn iPhone voorheen het nummer waarmee ze belden eerst het nummer negeerde, besloot ik het nummer nu op te slaan onder naam van het tijdschrift. Ik was er klaar voor om de mensen achter deze martelingsmethode aan te spreken. Toen ik vanmiddag wederom werd gebeld door het inmiddels voor mij bekende nummer was ik er klaar voor.

Een uiterst vriendelijke vrouwenstem sprak mij opgewekt aan over het abonnement dat ik voorheen had, maar heel ongezellig heb ik de mevrouw aan de telefoon geïnterrumpeerd en kribbig gemeld dat ik uit hun systeem gehaald wil worden. Ik wilde haar duidelijk maken dat de manier van benaderen van hun veel minder vriendelijk ervaren wordt dan dat ik nu tegen haar deed. Ze anticipeerde hier verrassend goed op en wees mij op het recht van bezwaar, waarmee ik kan aangeven niet langer via direct marketing benaderd wens te worden. Ik ben weer blij. Ik hoop voortaan van deze agressieve manier van herinneren verlost te zijn.

Donker gesprek

Het is niet druk in de trein naar mijn werk. Die ene dag in de week dat ik naar kantoor in Amsterdam ga, reis ik buiten de spits. Bijna iedereen zit met mondkapje voor zich uit, of naar het scherm van de smartphone te staren.
‘Ik ben niet dol op mensen,’ zegt een stem van een man die ik niet kan zien. ‘Ik bedoel hiermee de mens in het algemeen,’ vervolgt hij. ‘Het is niet dat ik een hekel aan een bepaalde gezelschap heb. Je moet nooit zomaar een groep mensen uitsluiten. De geschiedenis heeft ons geleerd dat niemand daar wijzer van wordt. Ik veroordeel je dan ook echt niet wanneer je -in tegenstelling tot ikzelf, niet gevaccineerd bent tegen Covid-19. Dat is helemaal jouw keuze.’
‘Dat klopt,’ antwoordt een andere stem. Het is de stem van een vrouw, die veel rookt. Of heeft gerookt.
‘Wanneer het niet vaccineren consequenties oplevert, hoort dat ook bij jouw keuze,’ zegt de man.
‘Zoals het G2-beleid,’ bevestigt de vrouw.
‘Dus dat, ‘ zegt de man. ‘En wanneer je deze komende weken het heel belangrijk vindt om alleen ouderwetse, en daarmee stereotype, zwartepieten te gebruiken voor het sinterklaasfeest. Ga je gang. Ook jouw voorkeur. Het maakt het wel dat je discrimineert, maar dat kunnen ze met hun conventionele gedachten toch niet bevatten, de kleine racisten.’
Ik hoor de vrouw rokerig lachen. Ze is het met haar medereiziger eens.

‘Toch is er een groep mensen die ik bijna uit liefde naar het hiernamaals vervloek,’ bekent de man ineens. ‘Dat zijn de mensen die zonder verlichting in het donker over straat gaan. De onverlichte fietsers en -hardlopers die het niet erg vinden dat anderen zich het leplazarus schrikken wanneer ze ineens aan de andere verkeersdeelnemers tevoorschijn komen.’
‘Kiekeboe, maar dan minder grappig,’ antwoordt de vrouw lachend.
De man kucht om de grap te bekoelen.
‘Ja. Van die mensen die serieus denken dat een minuscuul lampje hen enorm zichtbaar maakt. Een zwak lichtgevend pisstraaltje voor op het fietsstuur of de arm. Zo’n armetierig lichtbundeltje redt niemands leven.’
Ik hoor dat de vrouw een serieus, instemmend keelgeluid maakt.
‘En wanneer je dan doodgereden wordt, moet je niet klagen bij de hemelpoort. De keuze van slechte verlichting in het donker, is als een toegangskaartje naar de eeuwigheid.’
De vrouw lacht vol plezier.

Ik hoor verder niets meer van het gesprek. De stem van de conductrice meldt ons, de geachte reizigers, dat we over enkele ogenblikken station Amsterdam-Zuid binnenrijden. Ze attendeert ons nog op onze bagage, maar ik ben al opgestaan om juist over die enkele ogenblikken deze trein te verlaten.

17 jaar geleden

Fred sprong op van zijn stoel en keek in de achtertuin. Zag hij nu weer die poes van de buren in zijn tuin poepen? Dit was niet de eerste keer dat hij het grijze dier van de twee buurmannen, die schuin tegenover hem woonden, een drol voor hem in zijn back yard achterliet. In zijn geboorteplaats Pittsburg, Pennsylvania, waar hij tot zijn twintigste had gewoond, was het ongehoord, eigenlijk onmogelijk, dat een huisdier van anderen een stinkende boodschap bij anderen achterliet. Wat dat betreft vond hij Nederland een vies en ongemanierd land.


Vandaag had hij er genoeg van. Hij had de beslissing genomen om er nu iets van te zeggen. Hij haalde zijn schoenen vanonder de bank vandaan, stapte er snel in en was al onderweg naar de katteneigenaren. De twee buurmannen schuin tegenover op de hoek. De buurman van de hoek zat deze dinsdagavond achter de computer. Hij had vandaag een drukke dag op het werk gehad en vanavond wilde hij even de gedachten verzetten. Hij had al een tijdje gehoord over het bijhouden van een weblog en hij was nieuwsgierig of het ook echt leuk was.

Fred drukte de voordeurbel in. Een enorm kabaal klonk er vanachter de voordeur. Er kon geen twijfel over bestaan; als er iemand thuis was, hadden ze de deurbel wel moeten horen. Tenzij men dood of stokdoof was. Maar daar was bij de beide buurmannen geen sprake van. Na een kleine minuut werd er opengedaan en een van de buurmannen keek Fred vragend aan. Hij raapte alle moed bij elkaar en vertelde de buurman wat hem op het hart lag.

‘Uw poes heeft poop gedaan in mijn backyard,’ zei Fred op een manier waarvan hij dacht dat deze vriendelijk genoeg was. Hij rechtte zijn rug en wachtte op een reactie van de buurman.
‘Welke kat is het geweest? Er zijn hier zoveel katten in de buurt. Het kan ook het dier van iemand anders zijn geweest,’ zei de buurman.
‘It was the grey one,’ bitste Fred, en hij had al een beetje spijt van zijn agressieve houding tegenover de buurman.
‘Het spijt me wanneer dit is gebeurd. I am sorry,’ zei de buurman.
Fred knikte bevestigend. Het zou hem ook moeten spijten.
‘En nu?’ vroeg de buurman.

Hier had Fred verder niet aan gedacht. Hij had de poes in zijn tuin zien poepen en had er verder niet over nagedacht. Hij wist even geen antwoord te geven.
‘Ik kan natuurlijk niet altijd de katten in de gaten houden,’ de buurman vulde hiermee de stilte die was gevallen.
Fred knikte, maar hij was niet tevreden met het antwoord. Dit gaf helemaal geen voldoening.
‘You oughta keep an eye on her,’ reageerde hij vlot.
‘Him,’ zei de buurman. ‘Het is een katertje.’
Fred wist niet wat de buurman bedoelde en rechtte weer zijn rug en zette hierbij zijn handen in zijn zij.
‘Well,’ zei Fred. En liet een stilte vallen.

De buurman vulde na een paar seconden de stilte. ‘Wel, ik kan ze niet binnenhouden,’ verontschuldigde hij zich. ‘We hebben een kattenluik, maar ik wil er wel op letten wanneer ik zie dat de kat naar uw tuin gaan, dan roep ik ze terug.’ gaf de buurman als oplossing.
Dit antwoord was voldoende. In principe wilde Fred de buurman alleen maar laten weten wat hem dwars zat. Dat daarmee een belofte kwam, was voor hem een aangenaam extraatje.
De buurman wilde verder weten of er nog meer speelde, want dan kon hij ermee aan de slag, maar Fred was tevreden.
‘We’re good,’ zei Fred lachend.
‘Okay,’ antwoordde de buurman, knikte vriendelijk en sloot de voordeur.
Fred draaide zich om en liep tevreden het tuinpad van de buurmannen af. Hij was blij dat het probleem in zijn achtertuin hiermee opgelost was.

De buurman van de kater vroeg zich af waaraan hij het bezoek van zojuist aan te danken had. Volgens hem deden hun katten de behoefte in de eigen achtertuin of in het plantsoentje voor het huis, maar nooit bij de buren. Of had hij zich toch vergist in hun eigen kat? De buurman liep naar boven en ging weer aan zijn laptop zitten. Hij had zojuist een opzet gemaakt voor zijn nieuwe weblog, en hij wist nu waar hij een stukje over ging schrijven, maar hoe begin je een eerste online-blog?
De buurman kwam met het idee om elk bericht te beginnen met een wetenswaardigheid van de dag waarop hij het bericht ging publiceren. De vingers van de buurman gingen over het toetsenbord en de eerste regels verschenen op het scherm: ‘16 november 2004. Lisa Bonet (1967) is jarig! Haal de slingers uit de kast en zet je feesthoed op!

November Zondagochtend

Het is nog vroeg, voor een zondagochtend, wanneer ik het kattenvoer op een schoteltje uit de verpakking leeg. De regen wordt door de harde, stormachtige wind tegen het keukenraam geslagen en ik ervaar het als een omhelzing die de warmte van het huis me geeft. Op de radio hoor ik de eerste kerstmuziek. Ik geniet.

De volle aandacht die ik eerst nog van de katten kreeg is verdwenen zodra ik het schoteltje op de vloer in de hal plaats. De liefde van de kat gaat door de maag. De welgemeende aandacht lijkt altijd om het eigen gewin te gaan. Dat is voor mij geen verrassing meer. Maar ik laat die gedachte mijn goede humeur niet verpesten.

Ik kook eieren, smeer broodjes en zet een pot koffie. Straks lekker ontbijt op bed. Het relaxt wakker worden op de zondagochtend. In november geeft het een extra behaaglijk gevoel. Zeker met het ongure weer buiten. Wanneer de eieren hard genoeg zijn gekookt en de geur van verse koffie het huis vult, loop ik met het dienblad naar de slaapkamer. Deze zondag is alvast goed begonnen.

Tien Jaar

Tien jaar geleden was het de eerste keer. Het lopen van een halve marathon. De Halve van Amsterdam om precies te zijn. Ik had besloten om met het openbaar vervoer naar Amsterdam af te reizen, want dat is wel zo ideaal (gezien het parkeren in het algemeen in onze hoofdstad). Met de trein van half elf vertrok ik waar ik een half uurtje later aankwam. Met lijn 16 reed de tram richting het Olympisch Stadion. Onderweg stapten diverse mensen in hardloopkledij de tram in. Ik wist dat ik in de juiste tram zat.

Aangekomen bij het Olympisch Stadion was het toen al lekker druk, maar al snel vond ik een plekje op de tribune in de zon, en daar heb ik een uur genoten van het evenement. Een half uur voor het eerste startschot liep ik naar de startvakken voor het stadion. Ik mocht starten in het roze startvak en dit betekende dat ik een half uur mocht vertrekken na het eerste startschot. Vandaag was mijn tweede officiële run en ik wist dat wanneer je gaat hardlopen, je vooraan moet gaan staan, want je blijft de eerste kilometers de trage mensen ontwijken die te stom zijn om te bedenken dat ze rechts aan moeten houden.

Na zo’n twee kilometer te hebben gelopen kwam ik in mijn ritme en haalde ik meer mensen in dan dat ik werd ingehaald. Mijn hardloopapp besloot spontaan te stoppen en na vijf kilometer deed de muziek het ook niet meer. Niet dat ik het gemist heb, want het meedoen aan de halve marathon van Amsterdam is een ware happening. Gelukkig had ik het weer mee (zonnetje en niet te koud), maar ook had ik het publiek mee. Er is geen honderd meter voorbijgegaan zonder aanmoediging.

Na zeventien kilometer, tussen de oude Heineken Brouwerij en het Rijksmuseum, kwam ik even in een dip. Mijn knieën begonnen zeer te doen en mijn hardlooptempo zakte ook. Daar heb ik ook één keer gebruik gemaakt van de watervoorzieningen. Normaal drink ik niets tijdens het rennen, een volle maag met water klotst te veel. Deze keer nam ik een wel een flinke slok. Voor zover dat lukte, want hardlopen en waterdrinken blijft een uitdaging. Ik voelde me een beetje beter, maar eenmaal toen ik het Vondelpark inliep ging het goed.

Natuurlijk was ik nog steeds vermoeid, maar het publiek in het Vondelpark maakte het helemaal goed! Zelden zulke enthousiaste toeschouwers meegemaakt. Bijna fluitend verliet ik het stadspark om vervolgens de Amstelveenseweg af te rennen naar het Olympisch Stadion. Nooit gedacht dat een laatste anderhalve kilometer zo lang kon duren. Eenmaal het Olympisch Stadion in het oog, vergat ik de pijntjes en mijn vermoeidheid. Rennend over de tracks van het oude stadion voelde ik mij als een held die enthousiast werd binnengehaald.

Aanstaande zondag mag ik weer de Halve Marathon Amsterdam lopen. Ik ben inmiddels tien jaar verder in ervaring, en ook ouder (in lijf). Maar ik blijf enthousiast over deze run in Amsterdam:  Het leukste publiek, in een van de leukste steden van de wereld. Dit jaar vind ik het extra spannend. Ik heb in de afgelopen maanden geen langere afstand dan vijftien kilometer gelopen. Het is een uitdaging, naast de belevenis.

16 oktober 2011

Aannames

Van de week mocht ik weer een dag op kantoor in Amsterdam werken. In de vroege ochtend kon ik al merken dat er steeds weer, en meer geforensd wordt. Het is nog niet heel druk in de trein naar Amsterdam, of in de metro’s van onze hoofdstad, maar het is wel drukker dan ik de afgelopen anderhalf jaar heb mogen meemaken. We zijn weer op weg naar het ouderwetse normaal. Als die er ooit nog komt. 

Op kantoor zal het ouderwetse normaal niet meer een realiteit zijn. Alles is zo ingericht dat er sowieso altijd wel ruim anderhalve meter ruimte zit tussen de diverse werkplekken. Ook gezellig. Hierdoor is het niet meer mogelijk om iedereen tegelijk op de werkvloer te verwelkomen, en zal er een bepaald aantal dagen verplicht worden om op kantoor te komen werken. Overigens is het nog niet zeker of dit wordt doorgezet. Ik veronderstel het, maar van aannames is nooit iemand wijs geworden.

Maar wanneer ik het over wijsheid in z’n algemeen heb, zie ik al tijdens het reizen met het openbaar vervoer dat er niet veel wijsheid in de mens zit. Stronteigenwijs zitten sommigen chagrijnig, zonder mondkapje, voor zich uit te staren, of anders eigengereid met een glazige blik op het scherm van hun mobiel. Zoekend naar hun wappie-gelijk dat alleen op speciale websites en social media is terug te vinden. Vooral met zo’n zuur en ontevreden gezicht kan je het mombakkes van deze boze mensen het beste met een mondkapje verbergen.

Don’t Shut Me Down

Het eerste plaatje dat ik zelf kocht was in maart 1977. Knowing Me, Knowing You van ABBA. Ik weet nog heel goed dat ik op de platenafdeling van het warenhuis Vroom & Dreesmann een korte discussie met mijn zus Yvonne had. In december 1976 had ik het album Arrival van ABBA voor mijn tiende verjaardag gekregen, en daarop stond ook al het nummer Knowing Me, Knowing You.
‘Zonde,’ riep mijn zus in de winkel. ‘Je hebt dit nummer al op de LP staan.’
Mijn excuus was dat het nummer Happy Hawaii op de B-kant niet op het album stond.
Ik had mijn keuze gemaakt, en deze stond vast: Ik verliet die middag het warenhuis met dit singletje van ABBA in mijn bezit.

Zo is de liefde voor de Zweedse popgroep ABBA begonnen. Ik was geen die hard-fan, want ik kocht niet alles wat ze uitbrachten. Af en toe werd mijn platencollectie aangevuld met een ABBA-singletje. Vanzelfsprekend kocht, of kreeg, ik de langspeelplaten van het Zweedse viertal en bezocht ik in de zomer van 1978 de film ABBA The Movie in de bioscoop. Het begeleidende The Album had ik al maanden in huis. Mijn verdriet was groot toen ik dit album per ongeluk in stukken brak. Het exemplaar lag tussen mijn bed en de muur. Bij het springen op mijn bed, hoorde ik een akelig krakend geluid. Toen ik de elpeehoes achter het bed vandaan haalde, viel de langspeelplaat in stukken uit de elpeehoes.  

Nu zijn we alweer zo’n veertig jaar verder in mijn leven en ik vind mezelf nog steeds geen die hard-fan. Wel ben ik in destijds van het ABBA-vinyl overgegaan naar de compact discs, en van deze discs naar de digitale versies, en toen het vinyl laatst opnieuw in diverse kleuren werd uitgebracht, kreeg ik deze versies ook in mijn bezit. Ik heb mijn ABBA-momenten in de afgelopen jaren wel gekend.

Laatst, in mijn iets donkergekleurde periode, een paar weken na het overlijden van moeder, werden er eindelijk twee nieuwe nummers uitgebracht. Voor een moment was ik de puberjongen uit 1982. Natuurlijk heb ik op de eerste donderdagavond van de maand september het evenement live via YouTube gevolgd en genoot ik van het -voor mij, musicalachtige nummer I Still Have Faith In You. Emotioneel werd ik bij het beluisteren van de nieuwe, en overduidelijk ABBA-sound in het nummer Don’t Shut Me Down. De oude, vertrouwde, maar ook de nieuwe ABBA heeft me een muzikale mega-knuffel gegeven waar ik weer heel blij van ben geworden.